Groene appelwants
Lygocoris pabulinus | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Lygocoris pabulinus (Linnaeus, 1761) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Lygocoris pabulinus op ![]() | |||||||||||||||
|
De groene appelwants of groene appelschaduwwants (Lygocoris pabulinus) is een insect uit de familie van de blindwantsen (Miridae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1761 door Linnaeus als Cimex pabulinus. De soort is in het geslacht Lygocoris geplaatst in 1875 door Odo Reuter.
Kenmerken
De geheel groene wants is als volwassen dier altijd langvleugelig (macropteer) en kan 5 tot 6.5 mm lang worden. De lange groene antennes hebben een tweede segment dat aan het uiteinde bruinachtig is. De twee laatste segmenten zijn donkerder. De pootjes zijn ook groen, met uitzondering van het uiteinde van de schenen en de tarsi, die bruin gekleurd zijn. Het vliezige deel van de voorvleugel is licht met groene aders. Lygocoris pabulinus lijkt op de andere Nederlandse vertegenwoordigers uit het genus Lygocoris, zoals de groene wilgenschaduwwants (Lygocoris rugicollis) en de kruipwilgschaduwwants (Lygocoris minor), die hebben echter andere verhoudingen in de lengtes van de antennesegmenten en de afstand tussen de ogen. De wants kan ook verward worden met andere volledig groene blindwantsen zoals de wilgensteilneus (Orthotylus marginalis), de lichtgroene schaduwwants (Apolygus spinolae) en de groene schaduwwants (Apolygus lucorum).
Leefwijze
De soort overwintert als eitje en de eitjes komen in april uit. Er zijn twee generaties per jaar. De nimfen leven als ze net uit het eitje gekomen zijn in houtwallen en struwelen op houtachtige planten als appel (Malus), meidoorn (Crataegus) en linde (Tilia) en verhuizen in mei als ze volwassen worden naar kruidachtige planten zoals aardappel (Solanum tuberosum), bitterzoet (Solanum dulcamara), grote brandnetel (Urtica dioica) en akkerdistel (Cirsium arvense). De volwassen wantsen van de tweede generatie verhuizen weer naar de houtachtige planten om eitjes af te zetten. De wants kan schadelijk zijn voor voedselgewassen zoals appel, suikerbiet en aardappel. Na een maaltijd van deze wants blijven er op fruit wrattige vlekjes achter.
Verspreiding en leefgebied
Deze soort komt voor in heel Europa m.u.v. Griekenland, Malta en IJsland.
![](http://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/2/27/DSC04812_Heteroptera_Lygocoris_pabulinus.jpg/260px-DSC04812_Heteroptera_Lygocoris_pabulinus.jpg)
- David Burnie (2001) - Animals, Dorling Kindersley Limited, London. ISBN 90-18-01564-4 (naar het Nederlands vertaald door Jaap Bouwman en Henk J. Nieuwenkamp).