Herman van Praag

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Herman van Praag
Plaats uw zelfgemaakte foto hier
Persoonlijke gegevens
Geboortedatum 17 oktober 1929
Geboorteplaats Schiedam
Wetenschappelijk werk
Vakgebied Psychiatrie
Promotor Henricus Cornelius Rümke
Alma mater Universiteit Leiden
Universiteit UtrechtBewerken op Wikidata
Overig
Religie Liberaal joods

Herman Meïr van Praag (Schiedam, 17 oktober 1929) is een Nederlandse psychiater. Hij was hoogleraar aan de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Utrecht, de Universiteit Maastricht en het Albert Einstein College of Medicine in New York. Hij wordt gezien als de grondlegger van de biologische psychiatrie in Nederland.

Levensloop[bewerken | brontekst bewerken]

Van Praag is van Joodse afkomst. Zijn grootouders behoorden in Nederland tot de eerste aanhangers van de zionistische beweging. Zijn ouders waren niet-religieus. In het eerste jaar na de Duitse inval werd zijn vader, die als ingenieur en advocaat voor de overheid werkte, ontslagen wegens zijn Joodse achtergrond. De familie-Van Praag wist een plekje te bemachtigen om de zogeheten Barneveldlijst, waarmee zij gunstiger af waren dat de meeste andere Joden. Na een periode van gevangenschap in Barneveld werd het gezin overgebracht naar Kamp Westerbork en later Theresienstadt, waar zij het einde van de oorlog meemaakten. Het hele gezin bleef ongedeerd.

Na het afronden van de middelbare school ging Van Praag geneeskunde studeren aan de Universiteit Leiden. Daarna studeerde hij neurologie. Van Praag was onder de indruk van de introductie van monoamine-oxidaseremmers en ontwikkelde zich verder in de psychiatrie. Hij promoveerde in 1962 aan de Universiteit Utrecht onder Henricus Cornelius Rümke met een proefschrift getiteld Een kritisch onderzoek naar de betekenis van monoamineoxydase-remming als therapeutisch principe bij de behandeling van depressies.

Tussen 1968 en 1970 was hij hoofddocent in de biologische psychiatrie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tegen het einde van 1970 werd hij benoemd als hoogleraar in de biologische psychiatrie. Hij zette een instituut op dat onderzoek deed in die richting. In de jaren zeventig nam de kritiek toe op de biologische psychiatrie en het gebruik van medicijnen. Dit leidde tot bedreigingen aan het adres van Van Praag, wat leidde tot politiebescherming.

Van Praag maakte in 1978 de overstap naar de Universiteit Utrecht, waar hij vier jaar werkte. Vervolgens trok hij naar New York waar hij hoogleraar werd aan het Albert Einstein College of Medicine. Zijn wetenschappelijke carrière beëindigde hij als hoogleraar aan de Universiteit Maastricht waar Van Praag van 1993 tot 1997 werkzaam was.

Als hoogleraar was Van Praag een van de eersten die onderzoek deed naar de effecten van 5-Hydroxyindoleacetic acid en hersenvocht op depressieve patiënten. Ook was hij zeer kritisch op de wijze waarop patiënten in de psychiatrie gediagnosticeerd werden. De DSM IV-indeling was volgens hem veel te grof. Na zijn pensionering schreef Van Praag verschillende boeken over het psychiatrie en religie.

Bibliografie[bewerken | brontekst bewerken]

  • Samen met Robert Plutchik. Violence And Suicidality. Perspectives In Clinical And Psychobiological Research: Clinical And Experimental Psychiatry., 1990, Taylor & Francis Ltd; ISBN 9780876305515.
  • Voorbij de hoofdstroom. Over de wetenschappelijke ankerpunten van een psychiatrische loopbaan., 1998, Balans; ISBN 9789050184090 .
  • Samen met Peter Verhagen. Religion and Psychiatry., 2009, John Wiley & Sons Inc; ISBN 9780470694718 .
  • Het verstand te boven. Beproevingen van een verstandig mens. 2013, Boom; ISBN 9789461057129.
  • Net voorbij de rede. Verkenningen op het grensvlak van vernuft en verbeelding. 2014, Boom; ISBN 9789089533104.
  • Slecht zicht. Een hommage aan de twijfel. 2017, Damon; ISBN 9789463400992.
  • Mozes’ nalatenschap. Mensenrechten in historisch perspectief., 2021, Damon; ISBN 9789463403153.

Persoonlijk[bewerken | brontekst bewerken]

Van Praag heeft samen met zijn vrouw vier kinderen. Hij beschouwt zichzelf als liberaal Joods, hoewel hij niet-religieus is opgevoed. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog draagt hij een Davidster aan een armband. De hoogleraar is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw.