Naar inhoud springen

Germanen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 81.68.37.142 (overleg) op 23 nov 2004 om 21:05. (→‎Romeinen en Germanen)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Naam van een Indo-Europese bevolkingsgroep die woont in Noordwest-Europa en Scandinavië, oorspronkelijk bestaande uit een groot aantal stammen. Tegenwoordig leven de "Germanen" nog steeds in ditzelfde gebied, maar hebben ze zich ook in grote aantallen gevestigd op de Britse Eilanden, IJsland en in voormalige overzeese kolonies, zoals in Noord-Amerika, Australië en Zuid-Afrika.

Definitie

Tegenwoordig wordt de term Germanen vaak verward met de term Duitsers. Dit heeft vooral zijn oorzaak in het Engelse woord voor Duitsland, Germany. Hierdoor heeft men het in het tegenwoordige spraakgebruik niet snel over Germanen, maar over sprekers van een Germaanse taal. Dit laatste is nog steeds een belangrijke overeenkomst tussen de verschillende volken van Germaanse afkomst. De hoofdindeling van de Germaanse taal in Noord-Germaans, West-Germaans en Oost-Germaans, komt overeen met de historisch-geografische indeling van de Germanen.

Oorsprong

Op linguïstische en culturele gronden gaat men er tegenwoordig van uit dat de Germanen nauw verwant zijn aan de Kelten, Slaven, Grieken en andere Indo-europese volkeren. De profilering als afzonderlijke groep heeft zich vermoedelijk aan het eind van het tweede millennium voor Christus of iets later voltrokken ergens in de oost-europese vlakten. Over de vroegste geschiedenis van de Germaanse volkeren weet men weinig meer dan dat ze omstreeks de 6de eeuw v. Chr. in Scandinavië en rond de Oostzee leefden. Hier verdreven ze de eerder gearriveerde Kelten en Baltische stammen en/of vermengden zich er gedeeltelijk mee. Na verloop van eeuwen ontstond er in deze streken een zekere overbevolking en velen van hen migreerden steeds verder naar het zuiden (het huidige Duitsland), om zich van daaruit geleidelijk naar het oosten, zuiden en het westen te verspreiden. Er ontstonden op die manier vele verschillende volksstammen, die op verschillende tijden en plaatsen met andere namen werden aangeduid (Friezen, Toxandriërs, Kaninefaten). Hierdoor wordt het moeilijk hun juiste bewegingen in het bijzonder te volgen. Toch weten we dat omstreeks het begin van de jaartelling in het westen de belangrijkste volken de Saksen en de Franken waren en in het oosten vooral de Goten, Bourgondiërs en Vandalen.

Levenswijze

Het leven van al deze volken verschilde onderling niet zo veel omstreeks de tijd dat de Romeinen hun macht over Europa uitbreidden. In hoofdzaak waren het plattelandsbewoners die een echte afkeer voor steden schijnen te hebben gehad. Vele van hun nederzettingen waren dan ook niet groter dan kleine dorpen. De westelijke volksstammen bestonden voornamelijk uit landbouwers, de oostelijke voornamelijk uit schaapherders en veehoeders. De Germanen waren erg gesteld op hun onafhankelijkheid en hadden geen sterke stamverbanden. In tijden van crisis werd er door de aanzienlijke mannelijke stamleden een leider gekozen maar deze moest steeds de belangen van de 'kiezers' in het oog houden. Dit systeem werkte zelfs door tot in de middeleeuwen waar het germaanse gebied nog lang versplinterd bleef in vele kleine staatjes.

'vetgedrukte tekst'vetgedrukte tekst==Romeinen en Germanen== Toen de Romeinen Gallië binnenvielen waar ze de Keltische bewoners versloegen, kwamen ze in het noorden ook (opnieuw) in aanraking met de Germanen. De Romeinen hadden namelijk al eens kennis gemaakt met een germaans/keltische invasie van Cimbren en Teutonen in de 2de eeuw v. Chr.. De Romeinse veldheer Gaius Marius wist hen toen te verslaan (102 v. Chr.). Aanvankelijk beschouwden de Romeinse geschiedschrijvers hen gewoon als 'barbaren'. Tacitus, die in de eerste eeuw leefde, schreef echter op sentimentele wijze over hen, alsof de Romeinen het leven van de Germanen best konden benijden.

Omdat de Romeinen er niet in geslaagd waren om al deze volkeren te overwinnen (zie de nederlaag van de Romeinse generaal Varus in het Teutoburger Woud) trachtten ze hen gedurende lange tijd in een gebied tussen de Rijn en de Donau vast te houden. Maar van het einde van de 4de eeuw af begonnen Germaanse stammen in steeds toenemende aantallen het West-Romeinse Rijk binnen te dringen.

Dit ging vrij gemakkelijk omdat inmiddels het Romeinse Rijk gesplitst was in een West-Romeins en Oost-Romeins deel. Terwijl het Oostelijke deel zich nog goed kon verdedigen doordat de economische basis daar nog steeds toe in staat was verzwakte de West-Romeinse defensie aanzienlijk.

De belangrijkste vredelievende invasie was misschien wel die van de Visigothen (West-Goten) die met tienduizenden uit Transsylvanië kwamen. Ze vroegen bescherming op Romeins grondgebied omdat ze zelf door de uit Azië aanstormende Hunnen verdreven werden. Hun verzoek werd ingewilligd.

Van toen af ging het binnendringen van Germaanse stammen in bijna alle delen van het Romeinse Rijk gestaag voort. De Germanen die op Romeins grondgebied woonden, toonden zich vaak uitstekende burgers en velen vochten zelfs mee om het rijk te verdedigen. Ze gingen namelijk veelal in dienst bij het Romeinse leger. Hierdoor ging de plaatselijke militaire macht geleidelijk van Romeinse in Germaanse handen over. Toen Germaanse stammen die buiten het rijk woonden rechtstreekse aanvallen gingen ondernemen, was de tegenstand van het toen reeds sterk verzwakte West-Romeinse Rijk niet meer zo krachtig.

In 430 moesten de Romeinen de hulp van de Hunnen inroepen om het Bourgondische koninkrijk Worms te verslaan. In 436 werd dat rijk vernietigd.

In 439 veroverden de Vandalen vanuit Spanje de stad Carthago in Tunesië), hét centrum van de Romeinse tarweschuur dat grotendeels Italië van voedsel voorzag, en bouwden ze vlug een machtige vloot op die deze stad als basis had. Van Carthago uit stroopten de Vandalen een tijd lang de Middellandse zee af als piraten totdat de Byzantijnse generaal Belisarius hen versloeg in de 6de eeuw.

Na de definitieve val van het West-Romeinse imperium werden de eens zo misprezen Germaanse volkeren de nieuwe meesters van West-Europa. De Visigothen heersten over een groot deel van Spanje, de Franken werden de meesters van Frankrijk, bijna heel het huidige deel van België, Nederland en het Rijnland, de Ostrogoten (Oost-Goten) vestigden op hun beurt hun macht in Italië en in een uitgestrekt gebied ten noorden en ten oosten daarvan. Hun koninkrijken werden de kernen van de huidige Europese staten.

Germaanse stammen