Naar inhoud springen

Phytocoris varipes

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Bj.schoenmakers (overleg | bijdragen) op 4 mrt 2020 om 15:41. (Bj.schoenmakers heeft pagina Phytocoris varipes hernoemd naar Kruidenspillebeen)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Phytocoris varipes
Phytocoris varipes
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hemiptera (Halfvleugeligen)
Onderorde:Heteroptera (Wantsen)
Familie:Miridae (Blindwantsen)
Geslacht:Phytocoris
Fallén, 1814
Soort
Phytocoris varipes
(Linnaeus, 1758)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Phytocoris varipes op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De kruidenspillebeen (Phytocoris varipes) is een wants uit de familie van de blindwantsen (Miridae). De soort werd het eerst wetenschappelijk beschreven door Linnaeus in 1758.

Uiterlijk

De geelrode blindwants heeft een bruinrode tekening, is langvleugelig (macropteer) en kan 6 tot 7.5 mm lang worden. De voorvleugels zijn onregelmatig roodbruin gevlekt, het uiteinde van het verharde deel van de vleugels (cuneus) is geel met erboven een vierhoekige vlek. Het halsschild heeft een bruine band op de achterkant. Vaak lopen er twee roodachtige strepen in de lengte over de kop en het halsschild. Het kleurloos doorzichtige deel van de voorvleugels heeft grijze vlekjes. Het eerste segment van de lichte antennes is vaak bruin gevlekt. De haartjes op het eerste segment zijn korter dan de dikte van dit segment. Soms hebben het tweede en derde segment een lichte ring. De opvallend lange pootjes zijn geel of wit met roodbruin gevlekte dijen. De kruidenspillebeen lijkt erg veel op de heidespillebeen (Phytocoris insignis). Alleen onderzoek van de mannelijke genitaliën kan uitsluitsel geven over welke soort het gaat.

Leefwijze

De soort overwintert als eitje en er is een enkele generatie per jaar. Van juni tot oktober kunnen de volwassen wantsen aangetroffen worden in gras en kruidenrijke, droge gebieden op diverse kruiden zoals bijvoorbeeld brem (Cytisus scoparius), knoopkruid (Centaurea jacea), dravik (Bromus), reukloze kamille (Tripleurospermum maritimum), walstro (Galium) en zuring (Rumex). De zuigen aan de bloeiwijzen en onrijpe zaden van de planten maar jagen ook op kleine insecten.

Leefgebied

De wants komt veel voor in Nederland. Het verspreidingsgebied is Palearctisch, van Europa tot de Kaukasus in Azië. De soort is ook geïntroduceerd in Noord-Amerika.

Externe link

  • Kaarten met waarnemingen: