Leipzig-Dresdner spoorweg-Compagnie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
De opmaak van dit artikel is nog niet in overeenstemming met de conventies van Wikipedia. Mogelijk is ook de spelling of het taalgebruik niet in orde. Men wordt uitgenodigd deze pagina aan te passen.
Opgegeven reden: De vertaling en zinsbouw van sommige zinnen is nog niet in orde.

Spoornet kaart van de Leipzig-Dresdner spoorweg-Compagnie

De Leipzig-Dresdner spoorweg-Compagnie (Duits:Leipzig-Dresdner Eisenbahn-Compagnie) (LDE) was tussen 1835 en 1878 een private spoorwegonderneming in de Duitse deelstaat Saksen.

De LDE exploiteerde onder anderen de eerste lange afstands spoorverbinding van Duitsland tussen Leipzig en Dresden.

Op 1 juli 1876 werd de LDE onderdeel van de Koninklijke Saksische Staatsspoorwegen.

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Voorgeschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

Voorpagina van Lists tijdschrift - „Over een saksisch spoorwegsysteem dat als basis kan dienen voor een algemeen Duits spoorwegnet en in het bijzonder voor de aanleg van de spoorweg van Leipzig naar Dresden“, Leipzig 1833
De directie van de Leipzig-Dresdner Eisenbahn-Compagnie (van links naar rechts): Busse (gevolmachtigde), Fleischer (vertegenwoordiger), Haberstadt (vertegenwoordiger), Einert (lid), Gessler (notulist), Erdmann (lid), Hirzel (lid), Lampe (vertegenwoordiger), Harkort (voorzitter), Dufour-Feronce (lid), Seyfferth (vertegenwoordiger), Preusser (vertegenwoordiger) (Afbeelding 1852)

Het idee voor een spoorweg die Leipzig moest verbinden met Strehla aan de Elbe, werd reeds voor 1830 geopperd door de Leipziger Kramermeister Carl Gottlieb Tenner. Daarna werd door de hoofd econoom van Saksen Friedrich List in 1833 in Leipzig zijn plannen voor een nationaal Duits spoorwegnet bekend, waarbij Leipzig zou verworden tot een centraal spoorwegknooppunt, werd Tenners Idee nieuw leven werd ingeblazen. Nog in hetzelfde jaar werd een spoorweg-Comité opgericht, dat op 20 November 1833, deze bood nog hetzelfde een Petitie voor de bouw van een spoorlijn tussen Leipzig en Dresden Dresden aan bij de eerste Saksischen Landtag in Dresden.

De oprichting van de vereniging[bewerken | brontekst bewerken]

In 1835 werd vanuit een burgerinitiatief de Leipzig-Dresdner Eisenbahn-Compagnie opgericht door twaalf burgers uit Leipzig te weten door onder andere Albert Dufour-Féronce (1798–1861), Gustav Harkort (1795–1865), Carl Lampe (1804–1889) en Wilhelm Theodor Seyfferth (1807–1881). Vlak na pasen 1835 werden de aandelen van de vereniging binnen enkele uren uitgegeven en verkocht voor de prijs van 100 Thaler. Wat ervoor zorgde dat er een kapitaal van ruim 1 miljoen Thaler voor handen was voor de bouw. Op 6 mei 1835 stemde de regering ban Saksen in met de bijdrage van Thaler voor kaartjes e.d waardoor een totaal bedrag van 1,5 Miljoen Thaler beschikbaar was voor de bouw van de lijn.

De bouw van het baanvak Leipzig–Dresden[bewerken | brontekst bewerken]

In oktober 1835 ondertekenden de Engelse ingenieurs Sir James Walker en Hawkshaw de geprojecteerde trajecten en spraken hun voorkeur uit voor de noordelijke variant die slechts 1.808.500 Thaler zou kosten boven de Meißen variant die (1.956.000 Thaler) zou gaan kosten.

Op 16 november 1835 begon men met de onteigening voor het baanvak tussen Leipzig en de brug over de Mulde ten noorden van Wurzen.

Op 1 maart 1836 werd de eerste spadesteek gedaan voor de aanleg van dit baanvak. De projectleiding voor het gehele project was n handen van Karl Theodor Kunz de directeur van van het Saksische hoofd waterschap.

Toen verbood de gemeenteraad van de stad Strehla de bouw van de spoorlijn, hierdoor stak de lijn zeven kilometer zuidelijker in Riesa de Elbe over.

Op 7 April 1839 reed de eerste trein over de Elbebrug bij Riesa

De ingebruikname van het traject gebeurde in meerdere stukken.

Provisorisch Stations-Restaurant bij Althen met wegrijdende „stoomlokomtief“ rond 1837
  • 24 april 1837: Leipzig–Althen (10,60 km)
  • 12 november 1837: Althen–Borsdorf–Gerichshain (4,32 km)
  • 11 mei 1838: Gerichshain–Machern (2,93 km)
  • 19 juli 1838: Weintraube–Dresden (8,18 km)
  • 31 juli 1838: Machern–Wurzen (8,00 km)
  • 16 september 1838: Wurzen–Dahlen (17,53 km)
  • 16 september 1838: Oberau–Coswig–Weintraube (13,44 km)
  • 3 november 1838: Dahlen–Oschatz (9,56 km)
  • 21 november 1838: Oschatz–Riesa (13,07 km)
  • 7 april 1839: Riesa–Oberau (28,45 km)

Op 7 april 1839 werd tezamen met het gereedkomen van de Elbebrug bij Riesa, werd net als deze het gehele traject ven de LDE tussen het Dresdner Bahnhof in Leipzig en Dresden geopend. De sporen reden volgen Engels Voorbeeld tot 1884 met Linksverkeer bereden.

Bouw en ingebruikname van nieuwe lijnen[bewerken | brontekst bewerken]

Op 1 december 1860 nam de Leipzig-Dresdner Eisenbahn een aftakking in gebruik. Deze boog in Coswig (Saksen)Coswig van de hoofdspoorlijn af in de richting van Meißen. Op 14 mei 1866 nam men de zijlijn tussen Borsdorf en Grimma; op 28 oktober 1867 ook naar Leisnig, op 2 Juni 1868 naar Döbeln, op 25 oktober 1868 naar Nossen en op 22 december 1868 de tot aan Meißen verlengde spoorlijn, waarmee er nu ook een zuidelijke parallel tussen Borsdorf en Coswig voltooid was.

Nadat men op 15 juli 1873 de lijn van Nossen naar Freiberg, als zijtak van de lijn Nossen–Moldau, in aanleg ging werd deze vanaf 2 november 1875 Muldau/Sa. verlengd. Zo bereikte men op 15 August 1876 met de extensie naar Moldau de Boheemse grens.

Tussen 1851 en 1878 exploiteerde men in Leipzig ook een 5,0 km lang enkelsporig verbindingsspoor tussen de stations Leipzig-Bayerischer Bahnhof en het station van de Sächsisch-Bayerischen Eisenbahn, dat in een grote boog om de stad heen liep en uiteindelijk aan de noordkant aansloot op het Dresdner Bahnhof.

De op 14 oktober 1862 geopende Großenhainer Zweigbahn kwam op 1 juli 1869 in handen van de LDE.

Op 15 oktober 1875 opende de Leipzig-Dresdner Eisenbahn en spoorverbinding tussen Riesa en Elsterwerda, (sinds 1815 gelegen in het koninkrijk Pruisen), dat sinds 17 juli 1875 met Berlijn en Dresden verbonden was.

Samenvoeging met de staatspoorwegmaatschappij[bewerken | brontekst bewerken]

spoorweg gedenkzuil Leipzig, geplaatst in 1878

Na het instorten van de brug over de Elbe in Riesa besloot de aandeelhoudersvergadering van de LDE op 29 maart 1876 tot de verkoop van de maatschappij aan de staat Saksen. Op 1 juli 1876 ging de Leipzig-Dresdner spoorweg op in de Koninklijke Saksische Staatsspoorwegen.

Baanvakken[bewerken | brontekst bewerken]

  • Baanvak Leipzig–Dresden (* 1839)
  • Baanvak Leipzig Bayerischer Bahnhof–Leipzig Dresdner Bahnhof (1851–1878)
  • Baanvak Borsdorf–Coswig (* 1860/1868)
  • Baanvak Großenhain–Priestewitz (1868 Aangekocht)
  • Baanvak Riesa–Elsterwerda (* 1875)
  • Baanvak Nossen–Freiberg–Moldau (* 1876)

Baanvakken welke ook beheerd werden door de LDE[bewerken | brontekst bewerken]

  • Baanvak Großenhain–Priestewitz (1862–1868)
  • Baanvak Großenhain–Cottbus (1870–1874)

Locomotieven[bewerken | brontekst bewerken]

De Leipzig-Dresdner Eisenbahn-Compagnie (LDE) nam tussen 1837 en 1839 met de opening van meerdere deelstukken de taak van personenvervoer op zich en was daarmee de eerste Duitse lange-afstands spoorwegmaatschappij. Na bijna 30 jaar zelfstanding de hebben gewerkt ging de LDE op 1 juni 1876 op in de Koninklijke Saksische staatsspoorwegen.

De Locomotieven van de LDE werden uitsluitend met Namen aangeduid.

Namen LDE Breedte Staatsbahn
(bis 1896)
Spoornummer Staatsbahn
(bis 1892)
Aantal Bouwjaar Type Opmerkingen
COLUMBUS 1 1835 B n2 gebouwd door Winans (USA), sog. "Crab-Type"; 1842 voor Locomotieven PEGASUS
COMET en FAUST 2 1835–1837 B n2 gebouwd door Rothwell (GB), asbreedte 1372 mm; COMET 1842 in B1 n2 omgebouwd, uit dienst in 1848
BLITZ und WINDSBRAUT 2 1836–1837 B n2 gebouwd door Rothwell (GB), asbreedte 1524 mm; 1842 in B1 n2 omgebouwd, uit dienst genomen in 1848
RENNER bis GREIF 5 1837–1839 1A1 n2 gebouwd door Kirtley (GB), uit dienst genomen in 1869
PETER ROTHWELL bis NORDLICHT 6 1838–1840 1A1 n2 gebouwd door Rothwell (GB), uit dienst genomen in 1864
ROBERT STEPHENSON 1 1838 1A1 n2 gebouwd door Stephenson (GB), uit dienst genomen in 1858
EDWARD BURY bis PFEIL 4 1838 B n2 gebouwd door Bury (GB), gebruikt tot 1854
SAXONIA 1 1838 B1 n2 gebouwd door Übigau; assen 1840/41 omgebouwd (B n2), 1844 geannuleerd
PEGASUS 1 1839 1A1 n2 gebouwd door der Sächs. Maschinenbau Comp. Chemnitz, na een lange testperiode in 1842 aangekocht; afgeschreven in 1862
PHÖNIX 1 1840 1A1 n2 gebouwd door Übigau, niet gekocht na proefritten
BRÜSSEL 1 1842 1A1 n2 gebouwd door Renard (B), afgevoerd in 1860
DRESDEN bis RIESA 3 1844–1846 1B n2 gebouwd door Hawthorn (GB), uit dienst genomen in 1867
WURZEN und OSCHATZ 2 1847 1B n2 gebouwd door Borsig, uit dienst genomen in 1868
ELBE bis HAYN 5 1848–1849 1A1 n2 gebouwd door Borsig, uit dienst genomen in 1868
RICHARD HARTMANN bis ZWICKAU 3 1849 1A1 n2 gebouwd door Hartmann, uit dienst genomen in 1868
COMET bis SAALE B II
ab 1886: B IIa
613–626 14 1852–1859 1B n2 locomotieven, gebouwd door Borsig
HAMBURG bis BREMEN 4 1854 1A1 n2 locomotieven, gebouwd door Borsig; 1873–1876 in B1 n2t en B1n2 omgebouwd
SAXONIA bis ALTHEN H VIa, B VIa 544–571 28 1856–1868 1A1 n2 Sneltreinlocomotieven, gebouwd door Hartmann en Borsig
BORSDORF bis ZITTAU K III
ab 1885: K II
584–603 20 1866–1868 1B n2 locomotieven, gebouwd door Esslingen
MOLDAU bis MULDE K III
ab 1885: K II
604–612 9 1874–1875 1B n2 locomotieven, gebouwd door Esslingen
MANNHEIM bis DOLDENHORN K V, Sigl V, Hsch V 514-543 30 1868–1876 C n2 Goederenlocomotieven, gebouwd door Esslingen, Sigl en Henschel
Nr. 3 bis Nr. 6 W VII T 628–631 4 1874 B n2t Rangeerlocomotieven, gebouwd door Wöhlert
MEISSEN bis WILHELM SEYFFERTH Hsch VI 572–583 12 1875–1876 1B n2 Schnellzuglokomotiven, gebouwd door Henschel
GROSSENHAIN I en GROSSENHAIN II St II T 635–636 2 1844 1B n2t 1869 van de Zweigeisenbahngesellschaft zu Großenhain overgenomen
Nr. 7 bis Nr. 9 B IIa T 632–634 (3) (1873–1875) B1 n2t omgebouwd van 1A1-Locomotiven van Borsig, Bouwjaar 1854
BREMEN B II 627 (1) (1875) B1 n2t
Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Leipzig–Dresden railway line op Wikimedia Commons.