Forestarius
Een forestarius of forestier (Latijn: forestarii), was in de middeleeuwen iemand die in een koninklijk of vorstelijk woud, het koningsforeest of conegesfurst, werkzaam was voor de vorst, meestal op basis van gemaakte afspraken tussen vorst en woudmeester volgens het plaatselijk geldende leenstelsel, een pachtcontract. Naast de forestier waren er vaak ook andere beheerders als jagers (venatores) en valkeniers (falconarii).
Forestarii konden ondergeschikt zijn aan een ambtman. Over het algemeen konden ze in drie groepen worden verdeeld:
- magister forestariorum (woudmeester): De woudmeester was verantwoordelijk voor de verkoop van het gekapte hout voor zover de ambtman deze niet beheerde. Een groot deel van de aanplant en kap van het vorstelijke woud viel onder zijn beheer inclusief de daar werkzame (horige) arbeiders.
- liberi forestarii (vrije woud- of boswachter): De boswachter had toezicht op de grenzen van het woud en over het gekapte hout. Hij kon de bevolking van nabijgelegen dorpen toestemming geven voor het in toegewezen gebieden op gezette tijden sprokkelen van kreupelhout. Ook moest hij toestemming geven als boeren vee wilden weiden in open delen van het bos.
- servi forestarii (onvrije woud- of bosarbeider): De bosarbeider werd letterlijk voor hand- en spandiensten ingezet, handdiensten was werk met de hand, zoals kappen, rooien, snoeien of het bouwen van omheiningen en wegen, spandiensten betrof het werk met ingespannen dieren. Ook kon hij bewaker van gekapt hout zijn.
De rechten die iemand had als forestarius te werken, konden vaak worden verpacht aan een ander.
De graven van Vlaanderen cultiveerden de woudmeesterslegende, die hun oorsprong terugvoerde op drie forestiers in dienst van de Karolingen:
Periode | Forestier |
---|---|
792 - 836 | Liederik |
836 - 852 | Ingelram |
852 - 864 | Odoaker |
Literatuur[bewerken | brontekst bewerken]
- V. Lambert, Oorsprongsmythen en nationale identiteit. De Forestiers van Vlaanderen, in: De Leiegouw, 2006, p. 189-246; 2007, 97 e.v ; 163 e.v.
- Dhondt Jean. De Forestiers van Vlaanderen. In: Bulletin de la Commission royale d'histoire. Académie royale de Belgique. Tome 105, 1940. pp. 282-305. [1]
- J. Bertin en G. Vallée, Etude sur les forestiers et l' établissmenent du comté héréditaire de la Flandre, 1876 [2]