Naar inhoud springen

Margaretha Meijboom

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Margaretha Meyboom)
Margaretha Meijboom
Margaretha Meijboom
Margaretha Meijboom
Algemene informatie
Volledige naam Margaretha Anna Sophia Meijboom
Geboortenaam Margreet
Bijnaam Urda, tante Greet
Geboren 29 juli 1856
Amsterdam
Overleden 26 september 1927
Voorburg
Nationaliteit(en) Nederlandse
Beroep(en) sociaal werkster, feministe en vertaalster
Bekend van Vertalingen van Skandinavische literatuur
Portaal  Portaalicoon   Feminisme

Margaretha Anna Sophia Meijboom (Amsterdam, 29 juli 1856 - Voorburg, 26 september 1927) was een sociaal werkster, feministe en vertaalster van Scandinavische literatuur. Haar achternaam wordt ook als Meyboom gespeld. De Nederlandse lezer leerde via haar vertalingen de Scandinavische schrijvers Henrik Ibsen, Bjørnstjerne Bjørnson en Selma Lagerlöf kennen. Zij verzette zich tegen het idee dat de vrouw als huisvrouw was voorbestemd. Meijboom zocht naar mogelijkheden om vrouwen economisch zelfstandig te maken. Daartoe stichtte zij verschillende coöperatieve organisaties.

Ze beschouwde zichzelf niet als een socialist, communist of feminist; ze vond zich vooral een pacifist, en minder principieel.

Scandinavische talen

[bewerken | brontekst bewerken]

Margreet werd geboren aan de Oudezijds Achterburgwal K47 in Amsterdam. Zij was de tweede dochter in een gezin van vijf jongens en drie meisjes. Haar moeder was Anjes H.F. Tydeman; haar vader, Louis Suson Pedro Meyboom, was in Amsterdam vrijzinnig predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Van hem had zij haar sociale belangstelling. Ze kreeg onderwijs op een particuliere meisjesschool en gaf op de zondagsschool van haar vader les in lezen en schrijven. Door haar vader leerde zij ook de Scandinavische literatuur kennen, en op 17-jarige leeftijd leerde ze zichzelf de Deense taal. Haar vader overleed in 1874, en in 1881 verhuisde het gezin naar Den Haag. Ook daar vond zij werk in een zondagsschool.

In 1890 reisde Meyboom naar Kopenhagen. Zij volgde daar lessen bij de taalkundige Otto Jespersen, en werd beëdigd vertaalster Deens en Noors. In Kopenhagen leerde ze verschillende sociale vernieuwingen kennen, zoals bijvoorbeeld een openbare bibliotheek. In Vesterbro, een wijk van Kopenhagen, maakte zij voor het eerst kennis met een coöperatieve huishouding. Na haar terugkeer in Nederland gaf ze hier lezingen en schreef erover. Tot 1898 woonde ze in bij het gezin van haar halfbroer, de hoogleraar Hajo Uden Meyboom in Groningen. In die tijd gaf ze lezingen in in binnen- en buitenland. In 1894 werd zij bestuurslid van het Haags Damesleesmuseum. Samen met Claudine Bienfait, eveneens vertaalster van Scandinavische literatuur, zorgde zij ervoor dat naast literatuur ook publicaties over sociale aangelegenheden werden aangeschaft. Begin jaren negentig schreef Meijboom enkele opzienbarende artikelen over vrouwen en huishoudelijk werk in het Sociaal Weekblad en in haar bundel Vrouwenwerk. Meijboom nam krachtig stelling in de discussie rond de publicatie van de feministische tendensroman Hilda van Suylenburg van Cécile de Jong van Beek en Donk (1897).[1]

In 1897 ontmoette Meijboom de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf. Naast het werk van Lagerlöf (onder meer het bekende kinderverhaal Nils Holgerssons wonderbare reis) vertaalde ze werk van de Scandinavische schrijvers Henrik Ibsen, Knut Hamsun en Bjørnstjerne Bjørnson. Uit het Engels vertaalde ze op latere leeftijd Het innerlijk leven en andere titels van de grondlegger van de Soefibeweging, Hazrat Inayat Khan.

In 1898 kwam Meijboom naar Den Haag en trok in bij Clara Bokkes (1866-1934), de vroegere gezelschapsdame van haar moeder. Meijboom was betrokken bij de organisatie van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid die in Den Haag werd gehouden. Ze sprak er op het Onderwijscongres. Daar ontstond ook het plan voor de oprichting van de Coöperatieve Vereeniging 'De Wekker'. Een textielbedrijfje met dezelfde naam aan de Zeestraat 31 in Den Haag werd in 1901 veranderd in een coöperatie, waar alle arbeidsters een vast loon, een aandeel in de winst en een pensioen zouden verdienen. Meijboom werd president van de Raad van Beheer. De Wekker produceerde en verkocht voorwerpen van kunstnijverheid, kleine meubels en bovenal reformkleding, los zittende kleding als vervanging van het strakke korset. In 1906 werd een bescheiden winst gemaakt en op het hoogtepunt werkten er ongeveer zestig vrouwen.

Margaretha Meijboom was van 1902 tot 1904 redactrice van het weekblad Lente, en ze startte in 1904 het blad Scandia. Na het verdwijnen van beide bladen startte ze het maandblad Scandinavië-Nederland.

Meijboom was zestien jaar secretaris van de in 1900 opgerichte Nederlandse Coöperatieve Vrouwenbond, en schreef over vrouwen en jeugd in het verenigingsblad De Coöperator. Ze stond aan de voet van de Broederschapsfederatie (1918), een federatie voor theosofen, spiritisten, esperantisten, geheelonthouders, vegetariërs en Rein Levenden. Dat bracht haar in contact met de opvoedkundige Kees Boeke en de revolutionaire socialist Jacq Engels, voor wie ze een zwak had en die ze uitnodigde op Westerbro te komen wonen. Ze werd ook bestuurslid van het in 1924 te Gent opgerichte Internationaal Coöperatieve Vrouwengilde.

Commune Westerbro in Rijswijk, gesticht door Margaretha Meijboom en Clara en Antonia Bokkes in 1904

De reactie op de algemene werkstaking van 1903 bracht Meijboom tot de conclusie dat de samenleving op andere grondslagen moest worden gebouwd. In 1903 richtte Meijboom samen met Clara en Antonia Bokkes daarom de Coöperatieve Huishoudvereeniging Westerbro op.[2] De naam van de commune was afkomstig van Vesterbro, destijds een voorstad van Kopenhagen. Meijboom had door haar grote waardering voor de schrijver en Nobelprijswinnaar Björnstjerne Björnson veel interesse voor de Scandinavische landen gekregen en was vooral gecharmeerd van de Deense samenleving.[3] Op anderhalve hectare grond in Rijswijk werd in 1904 een door Theo Rueter ontworpen commune gebouwd. De commune bestond uit vier huisjes: een bakkerij, een tuinderij, een keuken, een imkerij, een naaiatelier en een rusthuis voor zieken.[4] De commune was idealistisch, maar economisch niet erg succesvol. Het rusthuis had meer succes. Er werden kamers verhuurd aan gelijkgezinden zoals Bart de Ligt en het SDAP-lid en de latere minister Hein Vos. Maar ook ongehuwde moeders en de kunstenaars Johan Briedé en Vilmos Huszár woonden er. De gasten moesten zich wel houden aan de democratische leefregels, en zowel de gasten op stand als het gewone volk moesten met elkaar de maaltijd gebruiken. Meijboom organiseerde wekelijks discussieavonden over maatschappelijke onderwerpen. Voor de Rijswijkse kinderen organiseerde zij jaarlijks een Kerstfeest. Volgens Frederik van Eeden, met wie Meijboom jarenlang correspondeerde, was onder andere "de beschavende invloed van een hoogstaande vrouw" de oorzaak van het succes van Westerbro. Maar economisch was de commune geen succes en Meijboom leende daarom steeds geld van haar broers Louis en Hajo.

De huisjes zijn tot in de vijftiger jaren blijven bestaan, totdat zij moesten worden gesloopt wegens de staduitbreiding van Rijswijk.

In september 1924 verhuisden Meijboom en Clara Bokkes vanwege Bokkes slechte gezondheid naar Voorburg, waar ze een woongemeenschap Nieuw Westerbro wilden stichten.[5] Meijboom overleed drie jaar later. Ze werd begraven op het kerkhof van Rijswijk tegenover de commune en op haar graf werd door de Broederschapsfederatie en de Coöperatieve Vrouwenbond een eikenhouten monument geplaatst met de tekst: "Haar geest werd de sleutel, die oude harten ontsloot voor een nieuwe wereldgedachte".

Na haar overlijden verscheen een boekje met de titel In herinnering aan Margaretha Meyboom. Door haar vrienden, samengesteld door Claudine Bienfait en met een inleiding van haar zus (1928). De band werd ontworpen door de kunstenaar Johan Briedé. In 1929 verhuisde Bokkes naar Soest. Mogelijk was dit ook het einde van Westerbro.[6] Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis beheert een archief van Margaretha Meyboom.[7]