Melkwitte arkschelp
Uiterlijk
Melkwitte arkschelp | |||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Melkwitte arkschelp (Striarca lactea) | |||||||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||||||
Striarca lactea (Linnaeus, 1758) | |||||||||||||||||||||
juveniel | |||||||||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||||||||
|
De melkwitte arkschelp (Striarca lactea) is een dikschalige en langgerekte schelp. De top ligt niet in het midden. De buitenkant heeft een duidelijke traliewerksculptuur. Het slotgedeelte bestaat uit een ononderbroken rij tandjes en is het smalst onder de top.
Grootte
Lengte tot 18 mm, hoogte tot 9 mm. Meestal kleiner.
Kleur
Verse schelpen zijn geelwit (melkwit) van kleur met een bruine, vezelige opperhuid. Strandmateriaal is vaak bruin of blauw verkleurd.
Voorkomen
Losse kleppen en fragmenten spoelen aan in grof (tweekleppig) schelpengruis. Deze schelp is vrij zeldzaam, behalve op enkele plekken in Zeeland. Het strandmateriaal is meestal van fossiele herkomst.
Zie ook
- Lijst van Mollusca
- Lijst van mariene mollusken in België en Nederland
- Termen in gebruik bij de beschrijving van schelpen
- Termen in gebruik bij de beschrijving van weekdier anatomie
Bronnen, noten en/of referenties
|
Externe link
- Kaarten met waarnemingen: