Naar inhoud springen

Metius (inslagkrater)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Metius
Foto Lunar Orbiter 4
Kratergegevens
Coördinaten 40° 3′ ZB, 43° 3′ OL
Diameter 84 km
Kraterdiepte 3 km
Colongitude 317° bij zonsopgang
Kaartblad 114 (PDF)
Vernoemd naar Adriaan Metius
Vernoemd in 1935
Tenzij anders aangegeven, zijn de gegevens ontleend aan de IAU/USGS-Databank

Metius is een inslagkrater op de Maan.

De rand van Metius steekt niet prominent uit in de omgeving en heeft een onbeduidende wal. Een paar kleine kraters zijn zichtbaar op de buitenmuur maar over het algemeen heeft de wand een glad uiterlijk dat bijna vrij is van terrassen. De kraterbodem is relatief vlak met lage centrale pieken. De meest prominente krater op de bodem is Metius B, gelegen nabij de noordoostelijke rand. Ten oostnoordoosten van Metius B loopt een kleine vallei die het noordoostelijk gedeelte van de rand van Metius onderbreekt.

Metius heeft een diameter van 84 km en bevindt zich in de hoogvlakte nabij het zuidoostelijk deel van de naar de Aarde toe gerichte zijde van de Maan. In het zuidwesten is de kraterrand van Metius verbonden de krater Fabricius. Ten westnoordwesten ligt de zwaar geërodeerde krater Brenner en verder naar het noordoosten ligt de krater Rheita en de lange kloof Vallis Rheita.

De krater is genoemd naar de Nederlandse wiskundige en astronoom Adriaan Metius (1571-1635). De naam werd bedacht door Giovanni Battista Riccioli die echter aan deze krater de naam Mulerius gaf.[1] De naam Metius gaf hij aan de westnoordwestelijk gelegen kraterrestant die van de selenograaf P. J. H. Fauth (1867-1941) de naam Brenner kreeg.[2] Eerder gaf Michael van Langren aan Riccioli's Mulerius de naam Caroli D. Loth.[3], Johannes Hevelius gaf aan het trio gevormd door de kraters Metius, Brenner en Fabricius de benaming Montes Coibacarani, als onderdeel van het gebied dat hij Persia noemde.[4]

Satellietkraters van Metius

[bewerken | brontekst bewerken]

Rondom Metius bevinden zich verscheidene kleinere kraters die genummerd werden, beginnend bij degenen die zich het dichtst bij het middelpunt van de krater bevinden.

Metius Breedtegraad Lengtegraad Diameter
B 40,1° ZB 44,3° OL 14 km
C 44,2° ZB 49,1° OL 11 km
D 42,6° ZB 48,4° OL 11 km
E 39,7° ZB 42,8° OL 6 km
F 39,1° ZB 42,9° OL 8 km
G 40,3° ZB 45,3° OL 9 km

Het groepje van drie tot vier langwerpige heuvels op de vloer van Metius, ten westen van de komvormige krater Metius B, vormt een trompe-l'oeileffect als deze krater bekeken wordt met behulp van amateurtelescopen. Dit groepje ziet er, mits schaduwvorming aan de hellingen van de heuvels, uit als een trapje.

Literatuur en maanatlassen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • Mary Adela Blagg: Named Lunar Formations.
  • T.W. Webb: Celestial Objects for Common Telescopes, Volume One: The Solar System (met beschrijvingen van telescopisch waarneembare oppervlaktedetails op de maan).
  • Tj.E. De Vries: De Maan, onze trouwe wachter.
  • A.J.M. Wanders: Op Ontdekking in het Maanland.
  • Hugh Percy Wilkins, Patrick Moore: The Moon.
  • Times Atlas of the Moon, edited by H.A.G. Lewis.
  • Patrick Moore: New Guide to the Moon.
  • Harold Hill: A Portfolio of Lunar Drawings.
  • Antonin Rukl: Moon, Mars and Venus (pocketmaanatlasje, de voorganger van Rukl's Atlas of the Moon).
  • Antonin Rukl: Atlas of the Moon.
  • Harry De Meyer: Maanmonografieën (Vereniging Voor Sterrenkunde, 1969).
  • Tony Dethier: Maanmonografieën (Vereniging Voor Sterrenkunde, 1989).
  • Ewen A. Whitaker: Mapping and Naming the Moon, a history of lunar cartography and nomenclature.
  • The Hatfield Photographic Lunar Atlas, edited by Jeremy Cook.
  • William P. Sheehan, Thomas A. Dobbins: Epic Moon, a history of lunar exploration in the age of the telescope.
  • Ben Bussey, Paul Spudis: The Clementine Atlas of the Moon, revised and updated edition.
  • Charles A. Wood, Maurice J.S. Collins: 21st Century Atlas of the Moon.
Zie de categorie Metius (crater) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.