Naar inhoud springen

Federaal administratief openbaar ambt

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het federaal administratief openbaar ambt in België wordt georganiseerd door de wet van 22 juli 1993. Deze wet voorziet op federaal niveau in vijf categorieën van instellingen die een of ander aspect van de openbare administratie behartigen.

De wet van 1993 betrof niet alle openbare instellingen. Een aantal instellingen zoals het Koninklijk Gesticht van Mesen, Koninklijk Belgisch Filmarchief of de Proefbank voor Vuurwapens zijn niet opgenomen.

Aanvankelijk werd de term ambtenaar in België voornamelijk gebezigd voor het staatspersoneel van het hoogste niveau ( 1 of A ), de rest van het personeel werd aangeduid als beambte. Arbeidsrechtelijk gesproken ging het wel om ambtenaren voor elke functie. In België wordt het "statuut van de ambtenaren" geregeld door het Koninklijk Besluit van 2 oktober 1937, het zogenaamde "statuut Camu"; dit statuut werd weliswaar reeds herhaalde malen aangepast en uitgebreid. Het statuut Camu geldt echter enkel voor de statutaire federale administratieve ambtenaren van de federale uitvoerende macht. De rechtspositieregeling (het 'statuut'), van de statutaire ambtenaren van de gemeenschappen en gewesten, wordt geregeld in besluiten van de desbetreffende Gemeenschap of het Gewest zelf, binnen een gemeenschappelijk kader, dat men het Algemene Principes Koninklijk Besluit (APKB) noemt.

Zowel op het federale, regionale als lokale niveau zijn er naast statutaire (administratieve) ambtenaren ook contractuele ambtenaren en mandaathouders (dit laatste voor de hoogste functies). Daarnaast zijn er op het federale niveau naast de statutaire administratieve ambtenaren ook nog specifieke statuten voor militairen, politieagenten, medewerkers van inlichtingendiensten,... Op het regionale niveau zijn er ook specifieke statuten voor leraren.

Federale overheidsdienst (FOD)

[bewerken | brontekst bewerken]

Federale overheidsdiensten zijn de voormalige ministeries en werden ingevoerd in 2003. Deze diensten houden zich ofwel bezig met een specifieke tak van het federale overheidsbeleid (financiën, gezondheidszorg, ...) en worden verticaal gestructureerd, terwijl andere zich bezighouden met algemene takken van het federale overheidsbeleid (personeel en organisatie, begroting en beheerscontrole ...) en worden horizontaal gestructureerd.

Sinds 2003 bestaan de volgende federale overheidsdiensten[1]:

Enkel het ministerie van defensie is nog niet omgevormd tot een FOD.

Programmatorische overheidsdienst (POD)

[bewerken | brontekst bewerken]

Programmatorische Federale Overheidsdiensten werden voor het eerst opgericht in 2003 en zijn diensten die verband houden met maatschappelijke vraagstukken die anders verspreid zouden liggen over verschillende federale overheidsdiensten én waarvoor coördinatie binnen één en dezelfde dienst noodzakelijk wordt geacht (wetenschapsbeleid, duurzame ontwikkeling ...).

Eind 2023 bestaan de volgende programmatorische overheidsdiensten[1]:

De POD Consumentenzaken en POD Duurzame Ontwikkeling (2014) werden ontbonden.

Wetenschappelijke instelling (WI)

[bewerken | brontekst bewerken]

De Wetenschappelijke Instellingen van de federale overheid, die steeds afhangen van een federale of programmatorische overheidsdienst, vervullen bijzondere taken. Het gaat begin 2021 om de volgende instellingen[1]:

Instelling van openbaar nut (ION)

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie ook: Parastatale

Instellingen van openbaar nut zijn specifieke instellingen die afhangen van één of meerdere federale overheidsdiensten en een bepaalde mate van autonomie bezitten.

Er bestaan vier verschillende categorieën wiens verschillen gebaseerd zijn op methode van toezicht, vaststelling van statuut van het personeel en financiële controle:

  • categorie A: staan onder rechtstreeks toezicht van een minister, het personeelsstatuut wordt door de uitvoerende macht vastgesteld, begroting wordt opgemaakt door de bevoegde minister en goedgekeurd door de wetgevende macht,
  • categorie B: staan onder onrechtstreeks toezicht van een minister, het personeelsstatuut wordt door de uitvoerende macht vastgesteld, begroting wordt opgemaakt door de raad van bestuur van de instelling en medegedeeld aan de wetgevende macht,
  • categorie C: staan onder onrechtstreeks toezicht van een minister, het personeelsstatuut wordt door de raad van bestuur van de instelling vastgesteld, begroting wordt opgemaakt door de raad van bestuur van de instelling en ter goedkeuring voorgelegd aan het Rekenhof,
  • categorie D: staan onder onrechtstreeks toezicht van een minister, het personeelsstatuut wordt door de uitvoerende macht vastgesteld, begroting wordt opgemaakt door de raad van bestuur van de instelling en goedgekeurd door gezagvoerende minister en de minister van financiën.

Begin 2021 bestaan de volgende instellingen van openbaar nut.[1] Sommige instellingen zijn niet vermeld in de wet van 1993 maar worden als dusdanig als een ION beschouwd. Deze worden met een * aangeduid.

Openbare instelling van sociale zekerheid (OISZ)

[bewerken | brontekst bewerken]

Openbare instellingen van sociale zekerheid zijn specifieke instellingen die afhangen van één of meerder federale overheidsdiensten en een taak vervullen binnen het beheer van de sociale zekerheid

Begin 2021 bestaan de volgende openbare instellingen van sociale zekerheid[1]:

Federale administratieve ambtenaren worden aangeworven in vier verschillende niveaus. Om in het niveau A aangeworven te worden, moet je in het bezit zijn van een universitair diploma of een gelijkwaardig diploma. Voor niveau B is een bachelordiploma vereist. Voor niveau C volstaat een diploma secundair onderwijs en voor niveau D zijn er geen diplomavereisten. Deze niveaus gelden ook voor de contractuele federale administratieve ambtenaren. Binnen één niveau zijn er nog verschillende klassen. Zo bestaan er binnen niveau A zes klassen, gaande van A1 (laagste) tot A6 (hoogste). Per niveau of klasse gelden er verschillende titels:

Niveau of klasse Titel
A6 Administrateur-generaal, directeur-generaal (mandaatfunctie voor 6 jaar)
A5 Administrateur, directeur (mandaatfunctie voor 6 jaar)
A4 Adviseur-generaal
A3 Adviseur
A2

A1

Attaché
B Administratief, penitentiair administratief, technisch, financieel, fiscaal of ICT deskundige
C Administratief, penitentiair administratief, technisch, financieel of veiligheidsassistent
D Administratief, penitentiair administratief, technisch, financieel of veiligheidsmedewerker of operationeel brigadier

Een gelijkaardige indeling in niveaus wordt gebruikt bij regionale en lokale overheden. Binnen één niveau zijn er echter andere indelingen in klassen, waarbij er bij de regionale overheden minder (rangen A1-A3) en bij de lokale overheden meer (graden A1-A10) klassen bestaan.