Pietje Bell (personage)
Pietje Bell is de hoofdpersoon uit een reeks komisch-moralistische kinderboeken van de Nederlands-Amerikaanse schrijver en kinderentertainer Chris van Abkoude.
De reeks omvat in totaal acht delen, oorspronkelijk gepubliceerd in de periode 1914-1936. Van Abkoude schreef de meeste van deze verhalen terwijl hij al was geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Alleen bij het schrijven van het eerste deel woonde hij nog in Nederland.
Achtergronden
[bewerken | brontekst bewerken]Het personage is door Van Abkoude wellicht gemodelleerd naar Woutertje Pieterse, de hoofdpersoon uit de tweede beroemde roman van Eduard Douwes Dekker ("Multatuli").[1]
Pietje Bell wordt aan het begin van het eerste deel, Pietje Bell of de lotgevallen van een ondeugenden jongen (1914), als zoon van een schoenmaker geboren in de Breestraat, in een volksbuurt in Rotterdam. Pietje Bell wordt hier in hoofdstuk twee geïntroduceerd als een ‘aardig ventje’ met 'gitzwart haar en donkere ondeugende ogen', die veel lacht, van dwaze dingen houdt en zich het prettigst voelt wanneer hij ‘den heelen boel ondersteboven [kan] gooien’. Zijn oudere zus Martha trouwt later in dit deel met de rijke Paul Velinga, waardoor de familie Bell het vanaf dan zelf ook financieel breder krijgt. Als klein kind zegt Pietje vaak de raarste dingen en hij haalt enorm veel kwajongensstreken uit, waarbij hij zowat iedereen in zijn omgeving flink laat schrikken en op stang jaagt, onder wie de buurman van de Bells, de altijd chagrijnige drogist Geelman. Alleen zijn vader kan bijna uitsluitend lachen om alles wat Pietje doet. Soms veroorzaakt Pietje regelrechte ongelukken waarbij bijna veel gewonden vallen. De ellende wordt grotendeels veroorzaakt door de onbeholpen en naïeve wijze waarop Pietje anderen probeert te helpen. Pietje bedoelt het van zichzelf bijna altijd goed en beschikt daarnaast over een verregaand rechtvaardigheidsgevoel en een klein hartje. Hij combineert echter een enorme ondernemingslust, nieuwsgierigheid en een onafhankelijke geest met zeer weinig respect voor het gezag. Zijn gedrag wordt door zijn omgeving veelal uitgelegd als pure brutaliteit, waardoor veel mensen een uitgesproken hekel aan hem hebben.
De verhalen over de jeugdjaren van Pietje Bell spelen zich veelal af rond de overgang van de 19de naar de 20ste eeuw. In het tweede deel uit de serie, De vlegeljaren van Pietje Bell (1920), is Pietje 16. Bij een sollicitatie noemt hij 2 augustus als zijn geboortedatum. In het daaropvolgende, derde deel De zonen van Pietje Bell (1922) wordt in een krantenartikel van mei 1890 gesproken over een zesjarige Pietje Bell. Uit de boeken is daarom als fictieve geboortedatum 2 augustus 1883 te herleiden, al strookt dit weer niet logisch met sommige andere verhalen uit de serie die zich qua verhaallijn minimaal enkele decennia later moeten afspelen (zoals Pietje Bell gaat vliegen). De zestienjarige Pietje Bell wordt door de auteur als volgt beschreven: “Hij was een vrije Hollandsche jongen en dit leven was zijn leven. Niemand behoefde hem te vertellen, wat hij wèl en wat hij nièt doen mocht.”
De zonen van Pietje Bell vormt qua verhaallijn het slotstuk van de hele serie; hier is Piet intussen volwassen en heeft zelf zonen. Hierna volgen er echter nog meerdere delen die zich chronologisch eerder afspelen.
In latere delen blijft Pietje Bells aard in de basis hetzelfde, maar toch laat hij zich hier soms van heel andere kanten zien; zo helpen hij en zijn vrienden (soms onbedoeld) de politie om misdadigers op te sporen. De door hemzelf opgerichte jeugdbende "De Zwarte Hand" staat centraal vanaf deel 4, Pietje Bells goocheltoeren.
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]De boeken zijn oorspronkelijk in deze volgorde verschenen:
- 1914 - Pietje Bell, of De lotgevallen van een ondeugenden jongen, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1920 - De vlegeljaren van Pietje Bell, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1922 - De zonen van Pietje Bell, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1924 - Pietje Bell’s goocheltoeren, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1929 - Pietje Bell in Amerika, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1932 - Nieuwe avonturen van Pietje Bell, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1934 - Pietje Bell is weer aan den gang, Gebr. Kluitman, Alkmaar
- 1936 - Pietje Bell gaat vliegen, Gebr. Kluitman, Alkmaar (schaduwschrijver N.J.P. Smith)
In naoorlogse herdrukken is de reeks in een andere volgorde aangeboden, om de chronologie weer helemaal logisch te maken. De drie delen waarin Pietje intussen volwassen is, werden daarbij tevens wat gemoderniseerd door Willem Nicolaas van der Sluys:[2]
- Pietje Bell
- Pietje Bell’s goocheltoeren
- Nieuwe avonturen van Pietje Bell
- Pietje Bell is weer aan de gang
- Pietje Bell gaat vliegen
- De vlegeljaren van Pietje Bell
- Pietje Bell in Amerika
- De zonen van Pietje Bell
Sporen in het taalgebruik
[bewerken | brontekst bewerken]De term ‘Pietje Bell’ is vanaf de jaren tachtig van de twintigste eeuw langzaam maar zeker ingebed in het Nederlandse taalgebruik. Tekenaar Peter van Straaten kwam in 1983 in Het Parool met een politieke prent waarop VVD'er Ed Nijpels met een blauw oog als ‘De Pietje Bell in de politiek’ staat afgebeeld. In de daaropvolgende decennia wordt de term ‘Pietje Bell’ steeds vaker gebruikt.
De NRC schrijft hierover op 25 november 2017:
Pietje Bell komt in het woordenboek (nog) niet voor, terwijl zijn naam toch ook tot het spraakgebruik is doorgedrongen. [...] ‘de Pietje Bell van de sportjournalistiek’ (Hugo Borst), ‘de Pietje Bell van de museumwereld’ (Wim Pijbes), ‘de Pietje Bell van de autosport’ (Max Verstappen). Zo’n pietje-bell is iemand die de boel eens lekker opschudt, iemand die zijn eigen pad uitstippelt en de regels misschien niet per se aan zijn laars lapt maar wel probeert in hoeverre ze meegeven – hoe dan ook iemand met een hart van goud.
Een bekend geworden zin uit de verhalen (uitgesproken door Pietjes vader) is: Zo'n jongen toch! 't Is een reuzentiep![2]
- ↑ Elsbeth Etty, Pietje Bell en Woutertje Pieterse. Ons Amsterdam (30 november 2015). Geraadpleegd op 12 oktober 2025.
- ↑ a b Henk van Gelder, 'Chr. van Abkoude. 't Is een reuzentiep!' in: Henk van Gelder, 't Is 'n bijzonder kind, dat is ie, Bussum 1980