Naar inhoud springen

Resolutie 2396 Veiligheidsraad Verenigde Naties

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door InternetArchiveBot (overleg | bijdragen) op 24 dec 2019 om 01:35. (1 (onbereikbare) link(s) aangepast en 0 gemarkeerd als onbereikbaar) #IABot (v2.0)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Resolutie 2396
Datum 21 december 2017
Nr. vergadering 8148
Code S/RES/2396
Stemming
voor
15
onth.
0
tegen
0
Onderwerp Maatregelen tegen terrorisme
Beslissing Maatregelen tegen terugkerende buitenlandse terreurstrijders.
Samenstelling VN-Veiligheidsraad in 2017
Permanente leden
Niet-permanente leden
Vlag van Egypte Egypte · Vlag van Senegal Senegal · Vlag van Ethiopië Ethiopië · Vlag van Japan Japan · Vlag van Kazachstan Kazachstan · Vlag van Uruguay Uruguay · Vlag van Bolivia Bolivia · Vlag van Zweden Zweden · Vlag van Italië Italië · Vlag van Oekraïne Oekraïne
De gebieden in Syrië en Irak onder controle van IS. In 2017 verloor de terreurgroep de meeste gebieden aan de Iraakse en Syrische regeringslegers, met militaire steun van Rusland en een door de VS geleide coalitie.
De gebieden in Syrië en Irak onder controle van IS. In 2017 verloor de terreurgroep de meeste gebieden aan de Iraakse en Syrische regeringslegers, met militaire steun van Rusland en een door de VS geleide coalitie.

Resolutie 2396 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 21 december 2017 unaniem aangenomen door de VN-Veiligheidsraad. De resolutie vroeg landen extra maatregelen te nemen inzake grenscontrole, justitie, informatiedelen en anti-extremisime omdat veel van de buitenlandse terrestrijders die naar Syrië en Irak waren vertrokken wilden terugkeren toen IS daar nagenoeg verslagen was.[1]

Volgens ondersecretaris-generaal van het UNOCT Vladimir Voronkov hebben tot 40.000 buitenlanders de rangen van terreurgroepen in Syrië en Irak vervoegd. Zo'n 5600 onder hen waren naar 33 thuislanden teruggekeerd; sommigen om aanslagen te plegen of nieuwe strijders te ronselen.[2]

Standpunten

De Verenigde Staten hadden een leidende rol gespeeld in het tot stand komen van deze resolutie. Het land gebruikte al jaren de identificatietechnologieën die nu verplicht werden.[3]

Egypte had graag financiële middelen willen koppelen aan de verplichting om die technologieën in te voeren. Ook had het land het doorspelen van informatie over terreurverdachten aan Interpol verplicht willen maken.[1]

Inhoud

De terugkeer van buitenlandse terreurstrijders vormde een steeds grotere bedreiging. Er waren er die in hun land van herkomst aanslagen wilden plegen. Terreurgroepen als IS riepen hen daar ook toe op. Gevangenissen konden broeihaarden van radicalisering zijn. Opgesloten terroristen moesten daarom goed worden opgevolgd. Gevangenissen moesten ook voldoen aan de "Nelson Mandela-regels"; een in 2015 afgesproken minimumstandaard voor de behandeling van gedetineerden[4]

Resolutie 2178 legde landen op om het ronselen en financieren van buitenlandse terreurstrijders en afreizen als zo'n terreurstrijder tot zware misdrijven te benoemen. Op alle landen werd nu aangedrongen hier werk van te maken en ook samen te werken om effectief tot veroordelingen te komen.

Landen werden ook opgeroepen effectieve grenscontroles in te voeren en maatregelen te nemen tegen de vervalsing van identiteits- en reisdocumenten. Als ze een terreurverdachte oppakten, moesten ze elkaar waarschuwen. Sinds oktober 2017 moesten de lidstaten van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) luchtvaartmaatschappijen verplichten informatie over de passagiers door te geven aan het land van bestemming vóór een vlucht plaatsvond. Alle landen werden ook verplicht de PNR-gegevens op te vragen en verwerken, een lijst van terreurverdachten bij te houden en biometrische gegevens als vingerafdrukken, foto's en gezichtsherkenning te bewaren. Ze werden opgeroepen die informatie ook te delen en gebruik te maken van de databanken bij Interpol.

Een grote zorg was dat terroristen via het internet communiceerden. Op initiatief van het Uitvoerend Directoraat van het Antiterrorismecomité werkten de IT-sector, de academische wereld en overheden samen om die communicatie te verstoren, terwijl de fundamentele vrijheden gevrijwaard bleven. Het was voorts van belang dat landen een strategie ontwikkelden om de retoriek van terreurgroepen tegen te gaan, en om radicaliserende personen op te sporen en in te grijpen.

Er werd benadrukt dat alle genomen maatregelen in overeenstemming moesten zijn met het internationaal recht.