Buitengewoon onderwijs: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
EvilFreD (overleg | bijdragen)
versie van MerlIwBot van 3 jul 2013 04:27 (38380628) teruggeplaatst - Gebabbel, WPGOO, WP:WEASEL, WP:VER
Regel 55: Regel 55:


Na het beëindigen van de opleiding kan men Alternerende Beroepsopleiding (ABO) volgen. Tijdens dit schooljaar komen leerlingen 2 keer per week naar school, de andere dagen werken ze in een bedrijf.
Na het beëindigen van de opleiding kan men Alternerende Beroepsopleiding (ABO) volgen. Tijdens dit schooljaar komen leerlingen 2 keer per week naar school, de andere dagen werken ze in een bedrijf.

==Kritiek en onrechtmatige plaatsingen==
Er zijn echter ook verschillende verhalen over adolescenten die door verkeerde informatie aan de ouders, hierin terechtkomen.

Een jongere kan als autistisch benoemd worden terwijl er emotionele problemen zich afspelen aan de binnenzijde waar niemand oren noch interesse naar had.
Sommige ouders weten geen raad meer met hun kind na turbulente periodes en zullen al te gauw de woorden van zogenaamde experts als het hoogste goed en de waarheid aanschouwen. Men zoekt naar een verklaring voor het gedrag van het kind terwijl jeugdig (problematisch) gedrag iets multidimensioneel is met meerdere perspectieven en lagen. Al te vaak wordt aan tunneldenken gedaan en is het zwart op wit; "autistisch" of "normaal".

Hier zijn jongeren tussen die het algemene onderwijs aankunnen, maar toch nog lange tijd op het speciaal onderwijs gehouden worden dankzij op papier gegeven stempels en misdiagnoses door experts. Jongeren met gedragsstoornissen kunnen in het buitengewoon onderwijs terechtkomen en daarin jaren verblijven terwijl hun niveau van ontwikkeling aanzienlijk hoger ligt dan de aangeboden leerstof te bieden heeft.
Met als resultaat dat indien zij wensen een hogere studie aan te vatten, dit hierop een aanzienlijke aanslag zal betekenen.
Deze leerlingen kunnen ook een trauma overhouden aan het feit dat ze zo'n lage onderwijsontwikkeling hebben gehad, wegens het falen van het buitengewoon onderwijs en hun personeel met de collectief-gedeelde beschouwing van; "niet meer dan een diagnose" en minachting.


==Nieuwe structuur?==
==Nieuwe structuur?==

Versie van 20 nov 2013 00:08

Voor het buitengewoon onderwijs in Nederland, zie Speciaal onderwijs.

Het Buitengewoon Onderwijs (buo) is er in Vlaanderen voor kinderen die het gewone onderwijs niet kunnen volgen vanwege leer- of gedragsproblemen, vanwege lichamelijke, zintuiglijke of verstandelijke handicap. De klasgroepen zijn kleiner dan in het gewone onderwijs, men beschikt er over speciale leermiddelen en hulpverleners (logopedist, kinesist, psycholoog, ergotherapeut, orthopedagoog, verpleegkundige, tolk Vlaamse Gebarentaal,).

Voorwaarden

Om toegelaten te worden tot het buitengewoon onderwijs (BuO) is er een inschrijvingsverslag nodig dat bestaat uit een attest en een Protocol ter verantwoording

Het attest Buitengewoon Onderwijs wordt na een multidisciplinair onderzoek afgeleverd door een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB). Als het over lichamelijke, visuele of auditieve handicap gaat, tekent ook een gespecialiseerde arts. Voor kinderen met een visuele of auditieve handicap, bevestigt het CLB het attest van de arts. Behalve bij verwijzing van kinderen met een auditieve handicap, zorgt het CLB ook voor een inschrijvingsverslag. Het attest moet aangepast worden bij overgang van lager naar secundair onderwijs, of bij een wijziging van type. Naast het attest wordt dan een aanvullend inschrijvingsverslag opgemaakt.

Het attest-BuO houdt geen verplichting in om het kind in te schrijven in het Buitengewoon Onderwijs, het geeft hen enkel een recht op buitengewoon onderwijs, maar enkel in het type/niveau/opleidingsvorm waarvoor dit attest werd uitgeschreven. De ouders kiezen veelal om hun kind met dit attest in het Buitengewoon onderwijs in te schrijven.

In bepaalde gevallen verkiezen zij toch de lessen te laten volgen in een gewone school. Kinderen met een attest-BuO voor type 3, 4, 6, 7 en 8 komen dan in aanmerking voor "geïntegreerd onderwijs" (GOn).

Voor kinderen met een attest Type 2 (matige tot ernstige mentale handicap) bestaat er het ION-project (ION of inclusief onderwijs), waarbij 50 kinderen in het gewoon onderwijs kunnen blijven zoals GOn-leerlingen. Bij GOn of IOn worden zowel de klasleerkracht als de leerling dan vanuit de school voor buitengewoon onderwijs ondersteund en begeleid.

Deze nieuwe inzichten om leerlingen met een beperking in een gewone school op te vangen en te begeleiden wordt nog sterker uitgewerkt in het Inclusief onderwijs, waar de school zich aanpast aan de "beperkte" leerling eerder dan dat de leerling zich moet aanpassen aan het niveau van de klas.

Indeling

Het buitengewoon onderwijs wordt georganiseerd in acht types van handicap:

  • type 1: leerlingen met een lichte mentale handicap. (Het niveau van een lagere-schoolkind)
  • type 2: voor kinderen met een matige of ernstige mentale handicap.
  • type 3: leerlingen met ernstige emotionele en/of gedragsproblemen; dit zijn structurele en/of functionele stoornissen in het affectief-dynamisch en relationeel aspect van de persoonlijkheid, zodat orthopedagogische en psychotherapeutische maatregelen nodig zijn.
  • type 4: Kinderen met een fysieke beperking, met inbegrip van motorisch gehandicapten.
  • type 5: voor zieke kinderen, die opgenomen zijn in een ziekenhuis of op medische gronden verblijven in een preventorium.
Zieke kinderen in een gewone school kunnen geholpen worden door het tijdelijk onderwijs aan huis ("TOAH").
  • type 6: voor leerlingen met een visuele handicap.
  • type 7: voor leerlingen met een auditieve handicap.
  • type 8: voor kinderen met ernstige leerstoornis, dus normaal begaafde leerlingen met een normaal gehoor- en gezichtsvermogen met stoornissen in de taalontwikkeling of het leren spreken en/of bij het leren lezen, schrijven en rekenen die dermate ernstig zijn dat bijzondere hulp in het gewoon onderwijs niet kan volstaan. Dit type bestaat alleen op niveau lager onderwijs: Deze kinderen worden verondersteld te kunnen doorstromen naar het gewone secundair onderwijs.

De opdeling in acht types zoals hierboven beschreven staat tegenwoordig (2006-2007) wel ter discussie.[1]

Buitengewoon Kleuteronderwijs

Het Buitengewoon Kleuteronderwijs (BuKO) is er voor kleuters met een handicap van 2,5 tot 6 jaar. Een kind dat voldoet aan de leerplicht kan na beslissing van de ouders, op advies van klassenraad en Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB), hoogstens tot het 8ste jaar in het bko blijven.

In het BuKo kunnen kleuters met een matig of ernstig verstandelijke handicap (type 2), kleuters met gedragsstoornissen en/of gedragsproblemen (type 3), kleuters met een fysieke en/of motorische handicap (type 4), kleuters die opgenomen zijn in een ziekenhuis of preventorium (type 5) en kleuters met een visuele of auditieve handicap (type 6 en type 7) terecht.

Kleuters kunnen in deze vorm instappen wanneer de ouders dat verkiezen. In tegenstelling tot het basisonderwijs zijn er geen officiële instapdagen.

Buitengewoon Lager Onderwijs

Het Buitengewoon Lager Onderwijs (BuLo) is er voor schoolkinderen met een handicap tussen 6 en 13 jaar. Uitzonderlijk kan een schoolkind tot 14 jaar in het BuLo blijven, na beslissing van de ouders en na advies van de klassenraad en het CLB.

In het blo kunnen alle schoolkinderen die BuKo hebben gevolgd terecht, maar ook kinderen met een licht verstandelijke handicap (deze leerlingen kunnen elementaire schoolse kennis en vaardigheden verwerven) (type 1) en kinderen met ernstige leerstoornissen (type 8)

Tegenwoordig wordt het buitengewoon lager onderwijs officieel niet langer afgekort als "BuLo" maar als "bubao" vanwege de negatieve connotatie in de volksmond.

Buitengewoon Secundair Onderwijs

Het Buitengewoon Secundair Onderwijs (Buso) vormt jongeren met een handicap van 13 tot 21 jaar. Dit kan verlengd worden tot maximum 25 jaar, na goedkeuring van de Commissie van Advies voor het Buitengewoon Onderwijs.
In het buso gelden dezelfde types als in het het blo, met uitzondering van type 8.
Behalve deze indeling in types, hanteert men in het buso ook een indeling naar opleidingsvorm:

  • Opleidingsvorm 1 (O.V. 1): sociale vorming als voorbereiding tot wonen in een beschermde leefomgeving (voor iedereen met een handicap & attest behalve voor jongeren met een licht verstandelijke beperking, en evenmin voor jongeren die in een ziekenhuis of in een preventorium zijn opgenomen)
  • Opleidingsvorm 2 (O.V. 2): sociale vorming en arbeidsvoorbereiding tot werken in een beschutte werkplaats en beschermd of begeleid wonen (uitsluitingscriteria idem O.V. 1)
  • Opleidingsvorm 3 (O.V. 3): sociale- en beroepsvorming voor de gewone leefomgeving en inschakeling in het gewone arbeidscircuit (voor iedereen met een handicap & attest behalve voor jongeren met een matig of ernstig verstandelijke beperking, en evenmin voor jongeren die in een ziekenhuis of in een preventorium zijn opgenomen)
  • Opleidingsvorm 4 (O.V. 4): gewoon secundair onderwijs met aangepaste didactische werkvorm (voor iedereen met een handicap & attest behalve voor jongeren met een licht verstandelijke beperking)

Na het beëindigen van de opleiding kan men Alternerende Beroepsopleiding (ABO) volgen. Tijdens dit schooljaar komen leerlingen 2 keer per week naar school, de andere dagen werken ze in een bedrijf.

Nieuwe structuur?

Minister Vandenbroucke kwam in 2005 met een discussienota, gevolgd door een voorstel van conceptnota in 2006, waarbij zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs in één groot leerzorgkader worden opgenomen. Op 30 maart 2007 werd de conceptnota Leerzorg door de Vlaamse regering goedgekeurd. Deze nieuwe structuur zou vanaf 2009 operationeel worden, maar die datum is niet meer haalbaar om organisatorische redenen.

Voetnoten

  1. Deze indeling in types staat wat ter discussie, onder meer omdat sommige stoornissen moeilijk te vatten zijn in deze indeling, zoals autisme. In afwachting daarvan worden kinderen met een autismespectrum stoornis meestal ingedeeld bij type 7, omdat het aanbod daar sterk visueel uitgebouwd is, waar deze kinderen ook baat bij hebben.