Billie Nelson: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
'''Billie Nelson''' ([[Doncaster]], [[2 november]] [[1941]] - [[Opatija]], [[9 september]] [[1974]]) was een [[Verenigd Koninkrijk|Brits]] [[motorcoureur]].
'''Billie Nelson''' ([[Doncaster]], [[2 november]] [[1941]] - [[Rijeka]], [[9 september]] [[1974]]) was een [[Verenigd Koninkrijk|Brits]] [[motorcoureur]].
[[Bestand:Paton.jpg|miniatuur|[[Paton (motorfiets)|Paton]] 500 cc]]
[[Bestand:Paton.jpg|miniatuur|[[Paton (motorfiets)|Paton]] 500 cc]]
[[Bestand:Flickr - ronsaunders47 - YAMAHA TZ 350A. 350cc GRAND PRIX RACER, 1973..jpg|miniatuur|350 cc [[Yamaha TZ 350 A]] uit 1973]]
[[Bestand:Flickr - ronsaunders47 - YAMAHA TZ 350A. 350cc GRAND PRIX RACER, 1973..jpg|miniatuur|350 cc [[Yamaha TZ 350 A]] uit 1973]]

Versie van 9 jul 2014 16:47

Billie Nelson (Doncaster, 2 november 1941 - Rijeka, 9 september 1974) was een Brits motorcoureur.

Paton 500 cc
350 cc Yamaha TZ 350 A uit 1973
Yamaha TD 2

In 1959 kwam Billie Nelson voor het eerst voor in de uitslagenlijst van de Sidecar TT op het eiland Man. Hij werd als bakkenist van Charlie Freeman 8e met een Norton Manx-zijspancombinatie. Freeman had met twee verschillende bakkenisten in 1957 en 1958 deelgenomen, maar Billie Nelson zou hem tot in 1965 trouw blijven. In 1960 haalden ze hun beste resultaat: 3e in de Sidecar TT, in een periode dat de BMW's in deze klasse vrijwel niet te kloppen waren. In 1962 probeerde Nelson het voor het eerst met een solomotor. Met een Norton Manx viel hij uit in de Senior TT. Ook in 1963 en 1964 reed hij uitsluitend op het eiland Man, met Charlie Freeman in de Sidecar TT en alleen in de Senior TT, maar het werd geen succes.

In 1965 stak hij over naar het vasteland, waar hij in de GP van Duitsland met zijn Norton 6e werd. In de Senior TT werd hij 12e en in Assen viel hij uit. In de Sidecar TT werd hij samen met Freeman 6e. In 1966 scoorde hij geen enkel WK-punt, maar hij reed zijn races nu voornamelijk in Europa, maar voor de Sidecar TT stak hij over naar het eiland Man om als gastbakkenist van Otto Kolle (BMW) te fungeren.

Vanaf 1967 reed hij een aantal jaren niet meer op Man, waarschijnlijk omdat de overtocht als privérijder te duur en het startgeld te laag was[1]. In de 500 cc klasse eindigde hij als 9e in de WK-eindstand omdat hij punten scoorde in Duitsland en Finland, maar zijn beste race was de zijspanrace in Monza, waar hij als vervanger van Eduard Dein in het zijspan van Georg Auerbacher (BMW) de race won. Auerbacher/Dein/Nelson eindigden als 2e in de WK-stand. In 1968 stapte Nelson eindelijk van zijn verouderde Norton af. Hij reed nu met een Hannah-Paton, waarmee hij vaak uitviel. Toch wist hij in de GP van de DDR en de GP van Tsjechoslowakije punten te scoren en eindigde hij als 15e in het 500 cc-WK. In Finland had hij veel indruk gemaakt toen hij met Jack Findlay om te tweede plaat vocht, maar Nelson moest snelheid terug nemen toen zijn stroomlijnkuip los begon te raken. In de 350 cc klasse eindigde hij als 13e in het WK, ook met een Paton.

1969 Was zijn beste seizoen. Hij werd als fabrieksrijder voor Paton 2e in Assen, de DDR en Finland en sloot het seizoen af als 4e in de 500 cc-eindstand. In 1970 ging het weer veel slechter. In de 500 cc klasse finishte hij alleen in Duitsland en de DDR en viel 5 keer uit. In de 350 cc klasse kwam hij nu uit met een Yamaha en daarmee werd hij uiteindelijk 14e.

In 1971 reed hij slechts drie 500 cc races met zijn Paton, maar hij scoorde steeds punten en eindigde als 16e in het WK. In de 350 cc klasse werd hij met de Yamaha zelfs 3e in Finland en eindigde hij het WK als 11e. In de 250 cc klasse startte hij met een Yamaha ook in Finland en Zweden en eindigde hij als 26e. In 1972 startte hij in negen van de twaalf GP's en had hij dus weer een druk seizoen. Hij had nu een 500 cc Yamaha en werd 8e in het WK. In de 350 cc klasse, ook met een Yamaha, eindigde hij als 20e. In 1973 werd hij met de Yamaha 10e in de WK-stand, maar mede dankzij een 2e plaats in de 350 cc GP van Spanje werd hij 5e in de 350 cc klasse. Hij was de 2e Yamaha-coureur achter Teuvo Länsivuori. In dit seizoen finishte hij alle wedstrijden waarin hij aan de start kwam.

Tijdens een raceweekend op 23 oktober 1972 in Rungis werden Billie Nelson en Dave Simmonds gealarmeerd door de moeder van Jack Findlay. In diens caravan was een beginnende brand, en Nelson en Simmonds probeerden die samen met Simmond's vrouw Julie te blussen. Toen in de caravan een gasfles explodeerde raakte Simmonds dodelijk gewond. Zijn vrouw Julie Simmonds-Boddice (de zus van zijspancoureur Mick Boddice) en Billie Nelson werden met lichte brandwonden in het ziekenhuis opgenomen[2][3].

Ook in 1974 had hij aanvankelijk een vrij goed seizoen, waarin hij zowel in de 350- als de 500 cc klasse veel punten scoorde. Bij de voorlaatste GP, die van Joegoslavië, startte hij echter ook in de 250 cc-klasse.

Overlijden

Tijdens de 250 cc race in Opatija reed hij met een Yamaha TD 2. Waarschijnlijk door een vastloper werd hij aan het einde van het rechte stuk bij de hoofdtribune tegen de strobalen geworpen. Billie Nelson vloog over de barrière in het publiek, waarbij zeven toeschouwers gewond raakten. Hij werd naar het ziekenhuis van Opatija gebracht, waar men aanvankelijk nog dacht dat hij naar Engeland gerepatrieerd kon worden. In de nacht overleed Billie Nelson echter aan een hoofdwond en inwendige bloedingen. Hij werd postuum 9e in de 500 cc klasse en 10e in de 350 cc klasse.

Billie Nelson liet zijn vrouw Pat en dochter Sarah achter. Na zijn dood werd de "Billie Nelson Foundation" opgericht om studiegeld voor Sarah in te zamelen.

Billie Nelson was goed bevriend met zijspancoureur en constructeur Helmut Fath. Samen hadden ze ooit een raceongeval meegemaakt waarbij Nelson een heup had gebroken waardoor hij zijn carrière bijna moest beëindigen. Hierna vroeg Fath hem diens nieuwe URS-viercilinder tweetakt te testen.