N-term
De N-term of normeringsterm is een variabele die in Nederland gebruikt wordt bij het berekenen van het cijfer bij centrale eindexamens in het middelbaar onderwijs. Het Cito ontwikkelde een methode voor de normering die voor alle vakken gebruikt kan worden waarin deze N-term van belang is.
Hoofdrelatie
De N-term komt voor in de zogenaamde hoofdrelatie voor de berekening van het cijfer uit het aantal score-punten:
met
- het cijfer voor het centraal examen
- de (zuivere) score
- de lengte van de scoreschaal, zoals vastgelegd in het correctievoorschrift: de maximaal te behalen score
- de normeringsterm. Deze ligt tussen de waarden 0,0 en 2,0 en wordt vastgesteld door het CEVO-bestuur in een normeringsbeslissing: (N ε {0,0; 0,1; ...1,9; 2,0}). Dat wil zeggen dat N de waarden van alle tiendes tussen 0 en 2 kan aannemen.
Uitgangspunten
Cito stelde de volgende eisen aan de normering:
- een punt erbij gescoord moet eerlijkheidshalve altijd tot een hoger cijfer leiden, afgezien van afrondingen
- een score van nul punten geeft het cijfer 1,0
- een score van alle punten geeft het cijfer 10,0
- het verband tussen de score en het cijfer moet zoveel mogelijk gelijk blijven voor verschillende scores.
Naast de bovenstaande hoofdrelatie zorgen vier zogenaamde grensrelaties ervoor dat aan de uitgangspunten 2) en 3) voldaan wordt.
Betekenis
Een examen dat te licht blijkt te zijn, krijgt in de normering een lage N-term (kleiner dan 1,0), bijvoorbeeld 0,5 of minimaal 0,0. Als een examen als te moeilijk wordt beoordeeld, dan corrigeert het CEVO dat met een hoge N-term (groter dan 1,0), tot aan maximaal 2,0.