Stobbegaffeltandmos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Stobbegaffeltandmos
Stobbegaffeltandmos
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Bryophyta (Mossen)
Klasse:Dicranidae
Orde:Dicranales
Familie:Dicranaceae
Geslacht:Dicranum
Soort
Dicranum flagellare
Hedw. (1801)
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Stobbegaffeltandmos op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het stobbegaffeltandmos (Dicranum flagellare) is een mossoort die behoort tot de familie Dicranaceae.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het mos vormt matig dichte, levendig groene tot geelgroene gazons, die vooral in de nazomer en herfst vaak bezaaid zijn met de naaldvormige, geelachtige, ongeveer 3 millimeter hoge spruiten die typisch zijn voor deze soort. In dit stadium is hij bijna onmiskenbaar en gemakkelijk te herkennen in het terrein. De kleur van de planten houdt het midden tussen het lichte groen van het bossig gaffeltandmos (Dicranum montanum) en het donkere groen boskronkelsteeltje (Campylopus flexuosus), twee soorten waar Dicranum flagellare vrijwel altijd mee samen groeit.

De planten, tot 5 centimeter hoog, zijn meestal dicht rhizoïde tomentose. De zwak eenzijdige bladeren zijn smal lancetvormig en eindigen in een buisvormige priempunt, alleen aan de punt gekarteld, verder geheel. De ribbe neemt aan de basis van het blad ongeveer een derde van de breedte van het blad in beslag en reikt tot aan de punt van het blad of eindigt net daarvoor. De laminacellen zijn aan de bovenzijde vierkant tot kort rechthoekig, glad, niet of nauwelijks gevlekt en aan de bladvoet langwerpig. Sporenkapsels worden slechts zeer zelden gevormd.

Verwarrende soorten[bewerken | brontekst bewerken]

Vooral de gelijkenis met Campylopus flexuosus is sterk. Het subtiele verschil zit in de broedtakjes: stijve, slanke flagellen bij Dicranum flagellare, korte broedtakjes met bruinrode voet bij Campylopus flexuosus.

Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]

Dicranum flagellare houdt van een permanent hoge luchtvochtigheid, en groeit vooral op dood hout en stamvoeten, meestal van Eik, soms op Ruwe berk in bossen op droge zandgrond. Er zijn echter ook vondsten op keileem, oude rivierklei en verzuurde löss. Slechts bij hoge uitzondering wordt Dicranum flagellare gevonden in wilgenstruwelen.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

In Nederland komt het zeldzaam voor. Het is niet bedreigd en staat niet op de rode lijst. Dicranum flagellare is vrijwel beperkt tot oudbosgebieden, met name in het midden van ons land (Utrechtse Heuvelrug, De Liemers en vooral het zuidoosten van de Veluwe), het Mantingerbos in Drenthe en in Zuid-Limburg (plateau van Vaals).

Foto's[bewerken | brontekst bewerken]