Naar inhoud springen

Globiceps fulvicollis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Edoderoo (overleg | bijdragen) op 29 feb 2020 om 17:29. (samenvoegen doorgestreept)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Globiceps fulvicollis
Globiceps fulvicollis
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Hemiptera (Halfvleugeligen)
Onderorde:Heteroptera (Wantsen)
Familie:Miridae (Blindwantsen)
Geslacht:Globiceps
Flower, 1884
Soort
Globiceps fulvicollis
Jakovlev, 1877
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Globiceps fulvicollis op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

De valse viervlekbolkopwants (Globiceps fulvicollis) is een wants uit de familie van de blindwantsen (Miridae). De soort werd het eerst wetenschappelijk beschreven door Vasiliy Ewgrafowitsch Jakovlev in 1877.

Uiterlijk

De zwart tot donkerbruine, langwerpig gevormde blindwants heeft opvallende geelachtige vlekken op de voorvleugels. De mannetjes zijn langvleugelig (macropteer) en kunnen 5 tot 6.5 mm lang worden, de vrouwtjes kunnen langvleugelig of kortvleugelig zijn. De kortvleugelige wantsen blijven kleiner, 4.5 tot 5.5 mm. De bolvormige kop, het aan de achterkant verhoogde halsschild en het scutellum zijn zwart. Van de voornamelijk zwarte antennes is het eerste segment geel gekleurd. De voorvleugels zijn tot het midden geel, de uiteinden van het verharde deel van de voorvleugel (cuneus) zijn geel met een zwarte punt. De pootjes zijn bruingeel of bruinrood met zwarte tarsi. De valse viervlekbolkopwants lijkt heel erg op de viervlekbolkopwants (Globiceps flavomaculatus), die is meestal echter iets groter. Ook de gele viervlekwants (Dryophilocoris flavoquadrimaculatus) kan verward worden met de valse viervlekbolkopwants, die heeft echter geen verhoogde achterkant van het halsschild, minder gele vlekken aan de voorkant van de voorvleugels en andere beharing.

Leefwijze

De volwassen wantsen worden waargenomen van eind mei tot augustus in heidegebieden, duinen en plekken met matige schaduw. Er is één generatie per jaar en de wantsen overwinteren als eitje.

Leefgebied

Het verspreidingsgebied van de wants is Palearctisch, van Europa tot Mongolië in Azië. In Nederland zijn de wantsen te zien op hoge zandgronden en de waddeneilanden.

  • Kaarten met waarnemingen: