Verpleegster-arrest

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verpleegster
Datum 19 februari 1963
Instantie Hoge Raad der Nederlanden
Rechters F.M. Westerouen van Meeteren, B.H. Kazemier, L.P.M. Loeff, P. Eijssen, C.A. de Meijere
Adv.-gen. Ch.M.J.A. Moons
Soort zaak   strafkamer
Procedure cassatie
Wetgeving 307 Sr
Onderwerp   dood door schuld; Garantenstellung
Vindplaats   NJ 1963/512, m.nt. B.V.A. Röling
ECLI   ECLI:NL:HR:1963:2

Het Verpleegster-arrest (HR 19 februari 1963, NJ 1963/512) is een arrest van de Nederlandse Hoge Raad dat betrekking heeft op dood door schuld.

Casus[bewerken | brontekst bewerken]

Verpleegster B. heeft dienst als omloopzuster op een operatiekamer. Bij een operatie houdt ze aan verpleegster S. in plaats van novocaïne een flesje met adrenaline voor. S. vult een injectiespuit met de verkeerde vloeistof. Gevolg is dat chirurg C. de patiënte met de verkeerde stof inspuit, waardoor deze kort daarna overlijdt aan een adrenaline-vergiftiging.

Procesgang[bewerken | brontekst bewerken]

Rechtbank en hof veroordelen B. wegens dood door schuld tot een boete van honderd gulden. Zij gaat hiertegen in cassatie. Het cassatieberoep wordt verworpen.

Rechtsvraag[bewerken | brontekst bewerken]

De vraag is of er in deze omstandigheden sprake is van dood door schuld.

Hoge Raad[bewerken | brontekst bewerken]

Tweede middel[bewerken | brontekst bewerken]

De Hoge Raad oordeelt:

dat de Rb. en dus ook het Hof uit de gebezigde bewijsmiddelen, gelet met name op de opleiding van requirante, den aard van de werkzaamheden die door haar werden verricht met het oog op verdoving ter gelegenheid van een operatieven ingreep alsmede haar wetenschap omtrent het vertrouwen dat in haar moest worden gesteld en omtrent het ontbreken van controle door de andere zuster en door den chirurg, hebben kunnen afleiden, dat requirante aanmerkelijk is tekortgeschoten voor wat betreft de op haar rustende plicht om de nodige oplettendheid te betrachten en dat de handelwijze van requirante mitsdien getuigde van een mindere of meerdere mate van grove onoplettendheid, opleverende schuld in de zin van art. 307 Sr.

Eerste middel[bewerken | brontekst bewerken]

Krachtens art. 359 Sv moet de rechter gemotiveerd beslissen over verweren als bedoeld in art. 358 Sv. Indien echter de beschuldiging vervat in de tenlastelegging luidt dat de dood aan schuld te wijten is, dan is een beroep op afwezigheid van schuld een beroep op het niet bewezen zijn van het ten laste gelegde. De verklaring van de rechter, dat het ten laste gelegde wel bewezen is, impliceert het antwoord op het verweer.