Walter Ulbricht
Walter Ulbricht | ||||
---|---|---|---|---|
![]() | ||||
Nieuwjaarstoespraak, als voorzitter van de DDR Staatsraad (december 1970)
| ||||
Volledige naam | Walter Ernst Paul Ulbricht | |||
Geboren | 30 juni 1893 | |||
Geboorteplaats | Leipzig | |||
Overleden | 1 augustus 1973 | |||
Overlijdensplaats | Templin | |||
Land | ![]() | |||
Partij | SED | |||
Functies | ||||
1926-1933 | lid van de Saksische Landdag | |||
1928-1930 | lid van de Rijksdag voor de KPD | |||
1946-1951 | lid van de Landdag van Saksen-Anhalt | |||
1950-1971 | secretaris-generaal van de SED | |||
1960-1972 | Voorzitter van de Staatsraad | |||
|
Walter Ulbricht (Leipzig, 30 juni 1893 - Templin, 1 augustus 1973) was een Oost-Duits politicus en als voorzitter van de Staatsraad het feitelijke DDR-staatshoofd van 1960 tot 1971.
Carrière naar de top[bewerken | brontekst bewerken]
Ulbricht kwam uit een sociaaldemocratische familie (zowel van vaders- als van moederskant). In 1908 werd hij lid van de Socialistische Arbeidsjeugd (SAJ) en in 1912 van de Sozialdemokratische Partei Deutschlands (SPD). Van 1913 tot 1914 bezocht hij de partijschool in Leipzig. Gedurende de Eerste Wereldoorlog vocht hij aan het front. Eind 1918 werd hij lid van de Arbeiders- en Soldatenraad (zie sovjet) van het negentiende legerkorps.
Na de Eerste Wereldoorlog keerde hij terug naar Leipzig en sloot hij zich aan bij de Spartakusbund (vanaf 1919: Kommunistische Partei Deutschlands). In 1919 werd hij leidinggevend in de KPD in Leipzig en in diverse andere Duitse gebieden. Van 1924 tot 1925 bezocht hij de partijhogeschool in Moskou en werd hij medewerker in het Uitvoerend Comité (EKKI) van de Communistische Internationale. Van 1926 tot 1933 was hij lid van de Saksische Landdag en van 1928 tot 1930 was hij lid van de Rijksdag voor de KPD. In 1935 ging hij in ballingschap en vestigde zich in Moskou.
Na de Duitse inval in de Sovjet-Unie werd Ulbricht lid van het Nationaal Comité voor een vrij Duitsland (NKFD), een door de Sovjet-Unie in het leven geroepen en door de communisten gedomineerde antifascistische organisatie. Op 30 april 1945 keerde hij terug naar Duitsland als aanvoerder van de Groep Ulbricht: een groep voormalige functionarissen van de KPD die terugkeerden uit ballingschap in de Sovjet-Unie om het Rode Leger bij te staan bij de wederopbouw van het bestuur van Berlijn en om de oprichting van politieke partij en organisaties voor te bereiden. "Es muss demokratisch aussehen, aber wir müssen alles in der Hand haben" (Het moet er democratisch uitzien, maar wij moeten wel alles in de hand hebben) was een uitspraak van Ulbricht bij de uitvoering van die opdracht, waaraan hij zich nauwgezet hield.[1]
Ulbricht vestigde zich in de Sovjet-bezettingszone. Na de oprichting van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) in 1946, werd hij gekozen tot vicevoorzitter van de partij.
Secretaris-generaal van de SED[bewerken | brontekst bewerken]
Ulbricht werd in 1950 gekozen tot secretaris-generaal van de SED. In feite werd hij toen de belangrijkste man van Oost-Duitsland. Na het onderdrukken van de volksopstand van 1953 werd hij oppermachtig. In 1955 werd hij vicevoorzitter van de Staatsraad (plaatsvervangend staatshoofd) en op die wijze wist hij zich ook in het landsbestuur op te dringen. In 1960 werd hij voorzitter van de Staatsraad en van de Nationale Verdedigingsraad (NVR).
Om een verdere leegloop te voorkomen van de Sovjet-Russische zone werd in de nacht van 12 op 13 augustus 1961 besloten om op diverse strategische punten in Berlijn, de straten af te zetten met prikkeldraad en militaire voertuigen. Twee dagen later werd begonnen met de betonnen bouw van de Berlijnse Muur. Een bekende uitspraak deed hij tijdens een persconferentie 2 maanden voor de bouw van de muur: "Niemand hat die Absicht, eine Mauer zu errichten".
Ulbricht volgde tot begin jaren zeventig een strikt Moskougetrouwe lijn. Toen hij een meer nationale koers ging varen, moest hij op 3 mei 1971 zijn ambt van secretaris-generaal van de SED neerleggen. Tot zijn dood op 80-jarige leeftijd bleef hij voorzitter van de Staatsraad. Tevens werd hij na zijn aftreden als secretaris-generaal benoemd tot voorzitter van de SED, een tot dan toe niet-bestaande functie, in feite een erebaan wegens zijn verdiensten voor de partij.[2]
Trivia[bewerken | brontekst bewerken]
Walter Ulbricht was twee keer getrouwd: vanaf 1920 met Martha Schmellinsky en vanaf eind juni 1953 met Lotte Kühn. In 1946 adopteerde hij een weeskind (Beate, 1944–1991): een dochter van een bij een luchtaanval op Leipzig om het leven gekomen Oekraïense dwangarbeidster, wier vader onbekend was.
De bijnaam van Ulbricht was "Spitzbart" ("sik"), vanwege zijn baardje. Ulbricht gebruikte in zijn redevoeringen te pas en te onpas het vragende stopwoord "ja?". Dit, zijn "nu, nu" (een Saksische instemmingsfrase), zijn hoge stemgeluid en zijn Leipziger dialect werden vaak geïmiteerd.
Externe link[bewerken | brontekst bewerken]
- De leider die zijn land opsloot, NRC Boeken, 10 augustus 2001
Bronnen, noten en/of referenties
|
Voorganger: geen |
Secretaris-Generaal van de SED 1946-1971 |
Opvolger: Erich Honecker |
Voorganger: geen |
Voorzitter van de Staatsraad 1960-1973 |
Opvolger: Willi Stoph |