Naar inhoud springen

Wielingen (kraakpand)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door AGL (overleg | bijdragen) op 14 jan 2020 om 17:46.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Wielingen
Het gebouw vlak voor de sloop april 1991
Locatie
Locatie Amsterdam-Zuid
Coördinaten 52° 21′ NB, 4° 53′ OL
Status en tijdlijn
Oorspr. functie weeshuis
Start bouw 1930
Bouw gereed december 1932
Afgebroken 1991
Architectuur
Bouwstijl Nieuwe zakelijkheid
Bouwinfo
Architect Gijsbert Friedhoff
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde
Het weeshuis rond 1940

Wielingen was de naam van een kraakpand in Amsterdam-Zuid. De naam werd ontleend aan de Wielingenstraat waaraan het gebouw lag en dat op zich vernoemd is naar Wielingen, een hoofdgeul in de Westerschelde.

Het kraakpand vond haar oorsprong in een voormalig weeshuis van de Diaconie der Nederlands Hervormde Gemeente. Zij had vanaf december 1882 een weeshuis aan de Tesselschadestraat, dat zij wilde uitbreidden.[1] Er waren toen te veel wezen voor dat gebouw. Echter de gemeente Amsterdam wilde daar uitbreiding van het Tesselschadeziekenhuis en ruilde vervolgens het gebouw met lege grond in het blok Wielingenstraat, Eendrachtstraat, Krammerstraat en Volkerakstraat, respectievelijk vernoemd naar Wielingen, Eendracht, Krammer en Volkerak.[2] De oudbouw werd al verlaten voordat de nieuwbouw gereed was; weeskinderen werden zolang opgevangen in enkele gebouwen aan de Keizersgracht.

Architect Gijsbert Friedhoff leverde het ontwerp. Hij besteedde het werk op 18 december 1930 aan voor a) de hoofdbouw, b) gewapend beton, graaf- en heiwerken en c) de gehele bouw.[3] Het gebouw werd geopend op 15 december 1932; vijftien december was ook de datum in 1657 dat het eerste tehuis werd geopend. Er konden in 1932 175 kinderen ondergebracht worden; dat was toen ruim bemeten aangezien de Diaconie slechts 120 wezen onder haar hoede had. Dit vond men destijds het resultaat van een lager sterftecijfer onder ouders. Bovendien was er weduwenzorg, die gedeeltelijk voorkwam dat weduwen door armoe relatief snel na de vader stierven en dat de kinderen naar een weeshuis moesten. Het weeshuis was overigens ook kieskeurig; halfwezen werden nog wel opgevangen, maar verwaarloosde kinderen niet, een standpunt dat later in de jaren dertig werd losgelaten. Het geheel is opgetrokken uit oranjerode Groninger baksteen met zadeldaken met Limburgse pannen gedekt, waarin meer dan voldoende ruimte was ingebouwd voor glaspartijen, zodat de kinderen voldoende zonlicht kregen. Het enorme gebouw lag rondom een binnenplaats. Ook die binnenplaats en het noordelijke gedeelte kregen voldoende zonlicht, door het zuidelijke gedeelte maar op te bouwen in een beperkter aantal bouwlagen. Dat noordelijke gedeelte was bestemd voor bestuur etc. maar bijvoorbeeld vond men ook de tekenkamer hier. Noorderlicht is bevorderlijk voor de tekenkunst, was het argument. Noordelijk en zuidelijk gedeelte werden met elkaar verbonden door bijvoorbeeld eetzalen, waarop dan weer een daktuin was gebouwd. De daktuin was onder meer voor zieke wezen, die konden worden opgevangen in ziekenzalen. Opvallend is dat hoewel de jongens- en meisjeszalen gescheiden lagen (west- en oostkant) er voldoende ruimte was voor onderlinge kennismaking. Zowel jongens als meisjes moesten bijdragen aan het huishoudelijk werk. Uiteraard waren er naai- en linnenkamers voor meisjes en handenarbeidlokalen voor de jongens. In het gebouw werd de schouw ingebouwd uit het oorspronkelijke weeshuis uit de Zwanenburgerstraat. Het gebouw, waarin ook een directeurswoning was verwerkt, mat 96,80 bij 42,3 meter en kostte rond 600.000 gulden.[4] Begin jaren zestig verdween het uitzicht hier, vlak voor het gebouw werd RAI Amsterdam gebouwd. In de jaren zestig werd het omgedoopt tot Hervormd Jeugdhuis. In diezelfde jaren zestig werden zogenaamde huiskamers ingebouwd, voor jongeren uit de buurt, die leefden in (te) krappe eenkamerwoninkjes. Het weeshuis zelf hield rond 1970 op te bestaan; het werd verhuurd aan instellingen op het gebied van onderwijs en maatschappelijk werk.

In 1977 verkocht de Hervormde Gemeente Amsterdam het gebouw en het viel ten prooi en diverse eigenaren binnen een kort tijdsbestek. Dat was zeer tegen de zin van Stichting Studentenhuisvesting, die het gebouw wilde gebruiken (en ook al gebruikte) voor jongerenhuisvesting. Subiet werd het gebouw gekraakt en werd geld ingezameld voor behoud. De krakers verbouwden in tegenstelling tot elders, het ten positieve en vroegen later om als huurder ingeschreven te worden. De toenmalige eigenaar, die hier koopwoningen wilden neerzetten, zag toen, door een instortende woningmarkt, de gelegenheid het complex te verkopen aan het Amsterdams Conservatorium, prijs 7 miljoen gulden.[5] De verbouwing tot conservatorium zou nog 2 miljoen gulden moeten kosten. Dit werd toen gezien als een gering bedrag, het schrikbeeld van de nieuwbouw van het Haags Conservatorium van vijftig miljoen gulden hing er als een zwaard van Damocles boven. Het conservatorium had geen tijd voor ingewikkelde procedures en verkocht het aan het Rijk, die het op haar beurt weer verkocht aan de gemeente Amsterdam. De toen aanwezige bewoners gingen zich steeds meer verzetten tegen de plannen van de gemeente. De bewoners wilden HAT-eenheden, de gemeente honderd nieuwbouwwoningen. De bewoners grepen ook naar de mogelijkheid van behoud, aangezien het gebouw door gemeente zelf op de lijst was geplaatst als gemeentelijk monument, juist vanwege de opvallende laagbouw en kleuring van muren en daken. De krakers probeerden het gebouw nog als rijksmonument benoemd te krijgen, maar tevergeefs. In december 1990 velde rechtbankpresident Benjamin Jacques Asscher het vonnis; het mocht gesloopt worden. Bewoners hadden nog tot maart 1991 de tijd hun boel te pakken; er volgde uitstel tot september. Het gebouw kon rustig ontruimd worden en ging vrijwel direct tegen de vlakte.

Zie de categorie De Wielingen (Amsterdam) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.