Wikipedia:Educatieprogramma/ITV Hogeschool voor Tolken en Vertalers/Sensorische integratiestoornis

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Een sensorische integratiestoornis (ook wel: sensorische verwerkingsstoornis, sensory processing disorder (SPD) of sensorische integratie-disfunctie) is een aandoening waarbij de sensorische integratie in het lichaam niet juist verloopt: informatie van de zintuigen wordt niet adequaat verwerkt om op een goede manier te kunnen reageren op alledaagse situaties.

De zintuigen leveren informatie op verschillende manieren aan: door zien, horen, voelen, ruiken en proeven, maar ook door het evenwichtsgevoel en proprioceptie. Mensen hebben al deze waarnemingsvormen nodig om te kunnen functioneren. Een sensorische integratiestoornis kenmerkt zich door significante problemen bij het verwerken van prikkels uit het eigen lichaam of de omgeving. Dit heeft een negatieve invloed op de belangrijkste levensgebieden, zoals het werk, het sociale leven en alledaagse activiteiten.[3]

Hoe de sensorische integratieverwerkingsstoornis zich profileert, verschilt per persoon. In het bijzonder zijn het de tastzin (gevoeligheid voor stoffen door jeuk, waar andere mensen geen last van hebben), het vestibulaire gebied (wagenziekte) of het proprioceptieve gebied (moeite met inschatten van de benodigde kracht voor het vasthouden van of schrijven met een pen).

De ergotherapeute Anna Jean Ayres definieerde sensorische integratie in 1972 als volgt: “Het neurologische proces dat zintuiglijke prikkels uit het eigen lichaam en uit de leefomgeving verwerkt en het ons mogelijk maakt om het lichaam effectief te gebruiken in de leefomgeving.”[4][5]

Classificatie[bewerken | brontekst bewerken]

sensorische integratiestoornissen worden in drie categorieën onderverdeeld: sensorische modulatiestoornissen, sensomotorische stoornis en sensorische discriminatiestoornissen.[6][7][8]

  • Sensorische modulatiestoornissen zijn weer in drie subcategorieën onder te verdelen: Over-responsiviteit, onder-responsiviteit en zintuiglijk verlangen (Sensory Seeking).[9] Ze worden respectievelijk gekenmerkt door overprikkeling[6][10], te weinig reactie op zintuiglijke prikkeling of een overmatige behoefte om zintuiglijke stimulatie te zoeken. Sensorische modulatie behelst een complex proces in het centrale zenuwstelsel[6][11] waarbij neurale signalen die informatie over intensiteit, frequentie, duur, complexiteit en nieuwheid van zintuigelijke prikkels overbrengen, worden aangepast.[12] Mensen met sensorische modulatiestoornissen vertonen opvallend gedrag dat in de omgang met anderen als angstig, afwijzend, koppig of egocentrisch kan overkomen, of gedrag dat afhankelijk van de situatie voortkomt uit een creatieve en actieve zoektocht naar zintuigelijke input. Uiteindelijk kan dit de sociale participatie en sociale banden deels belemmeren.[9]
  • Sensomotorische stoornissen veroorzaken een ongeorganiseerde motorische output als gevolg van onjuiste informatieverwerking die van invloed is op de evenwichtsgevoel. Dit leidt tot houdingsproblemen en/of coördinatie- en ontwikkelingsproblemen [6][13].
  • Sensorische discriminatiestoornis, of foutieve verwerking van zintuiglijke informatie. Dit betreft de verkeerde verwerking van visuele of auditieve input, zoals bijvoorbeeld bij onoplettendheid, desorganisatie of slechte schoolprestaties. Het kan gevolgen hebben op visueel en auditief gebied, maar ook op het gebied van tast, smaak en geur, beweging en op het interoceptieve vlak.[6].

Aanwijzingen en symptomen[bewerken | brontekst bewerken]

De symptomen variëren afhankelijk van het type en het subtype verwerkingsstoornis. Het kan slechts om één zintuig gaan of om meerdere zintuigen. Hoewel veel mensen een of meer symptomen hebben, moet de zintuiglijke verwerkingsstoornis een duidelijke functionele impact hebben op het leven van de getroffen persoon.

Mensen die last hebben van over-responsiviteit, kunnen onder andere:

  • een afkeer hebben voor bepaalde weefsels en stoffen, levensmiddelen, schoonmaakmiddelen of dagelijkse gebruiksvoorwerpen, wat voor de meeste andere mensen niet geldt. De aversie moet het normale gedrag belemmeren zoals bijvoorbeeld bij een kind dat weigert sokken aan te trekken of een volwassene wiens eetgewoontes zo selectief zijn, dat hij niet met anderen in een restaurant uit kan gaan eten.
  • groepen of openbare gelegenheden vermijden vanwege een overgevoeligheid voor geluid.
  • zo wagenziek worden dat ze niet meer in een voertuig stappen.
  • andere mensen niet omarmen of zoenen omdat de prikkeling van huidcontact negatief ervaren wordt.
  • zich zeer ongemakkelijk of bedreigd voelen door normale geluiden, bewegingen, geuren, smaken of zelfs door lichaamseigen waarnemingen, zoals de hartslag.
  • slaapproblemen ondervinden (door het wakker worden door zeer zachte geluiden of door problemen met inslapen door overprikkeling).
  • zich niet laten knuffelen als baby.
  • moeite hebben met ontspannen omdat ze voortdurend getrest zijn.

Mensen die last hebben van onder-responsiviteit, kunnen onder andere:

  • grote moeite hebben met wakker worden.
  • afwezend of sloom overkomen.
  • zich niet bewust zijn van pijn en/of andere mensen.
  • doof lijken, hoewel de hoorfunctie is gecontroleerd.
  • als kind langer een luier moeten dragen omdat ze het niet merken als ze geplast hebben.

Mensen die last hebben van sensory seeking, kunnen onder andere:

  • zeer onrustig zijn.
  • luide, verstorende geluiden zoeken of ze zelf veroorzaken.
  • voortdurend klimmen en klauteren, springen of zich laten vallen.
  • zeer extreme zintuiglijke indrukken zoeken.
  • aan kleding, vingers of pennen zuigen of erop bijten.
  • impulsief overkomen.

Mensen die last hebben van sensomotorische problemen, kunnen onder andere:

  • traag en ongecoördineerd overkomen.
  • onhandig of traag overkomen en slechte motorische capaciteiten of handschrift hebben.
  • een slechte lichaamshouding hebben.
  • als kind pas laat leren kruipen, staan, lopen en rennen.

Mensen die last hebben van een sensorische discriminatiestoornis, kunnen onder andere:

  • voortdurend voorwerpen laten vallen.
  • een slecht handschrift hebben.
  • moeilijkheden hebben bij het aankleden of eten.
  • ongepaste kracht uitoefenen bij het gebruik van voorwerpen.

Andere aanwijzingen en symptomen:

  • slechte integratie van evenwicht en reflexen voor richtingscorrectie.
  • zwakke spiertonus in de strekspieren en buigspieren tegen de zwaartekracht in.
  • slechte houdingscontrole.
  • zwakke oogspierbeweging.
  • niet-geïntegreerde reflexen, zoals de asymmetrische tonische nekreflex.
  • schokkerige oogbewegingen.
  • problemen bij het plannen van bewegingen met behulp van feedback informatie.
  • problemen bij het plannen van bewegingen met behulp van feedforward informatie.
  • slechte motorische coördinatie.

De middenhersenen en hersenstamregio’s van het centrale zenuwstelsel zijn de eerste centra in de verwerkingsproces voor multi-sensorische integratie. Deze hersendelen worden gebruikt bij processen zoals coördinatie, aandacht, opwinding en autonome functies. Nadat de zintuiglijke informatie in deze centra is verwerkt, wordt deze doorgestuurd naar andere hersengebieden die verantwoordelijk zijn voor emoties, het geheugen en veeleisende cognitieve functies. Een verstoring in het zintuiglijke verwerkingsproces heeft niet alleen invloed op de interpretatie van en de reactie op prikkels, maar ook op de meer veeleisende functies. Letsel in een deel van de hersenen dat betrokken is bij de verwerking van multisensorische stimuli kan de oorzaak zijn van problemen bij een adequate en functionele verwerking van prikkels.

Het huidige onderzoek naar het zintuiglijke verwerkingsproces richt zich op genetische en neurologische oorzaken van de sensorische integratiestoornis. Elektro-encefalografie (EEG)[14] en het meten van Event-related potentials (ERP) worden traditioneel gebruikt voor onderzoek naar de oorzaken van gedrag dat optreedt bij een sensorische integratiestoornis. Enkele mogelijke onderliggende oorzaken die uit onderzoeken naar voren komen, zijn:

  • Over-responsiviteit in de tactiele en akoestische waarneming lijkt genetisch bepaald te zijn, waarbij tactiele over-responsiviteit vaker erfelijk lijkt te zijn. Bivariate genetische analyse toonde verschillende genetische factoren aan voor individuele verschillen in de auditieve of tactiele verwerkingsstoornis.[15]
  • Personen met een sensorische integratiestoornis hebben een lagere elektrofysiologische cyclussnelheid dan normale proefpersonen.[16][17]
  • Personen met sensorische over-responsiviteit kunnen meer dopamine D2-receptoren in het corpus striatum hebben, wat samenhangt met het vermijden van tactiele prikkels en een verminderd gewenningseffect.[18]
  • Studies die gebruik maken van event-related potentials bij kinderen met sensorische over-responsiviteit, vonden atypische neurale integratie van sensorische input. Verschillende neurale generatoren konden in het proces van de sensorische informatieverwerking in een eerder stadium worden geactiveerd dan bij mensen met een normale ontwikkeling.

De automatische verbinding van causaal samenhangende zintuiglijke input, die optreedt in een vroeg stadium van de zintuiglijke waarneming van de prikkel, zou bij kinderen met een sensorische integratiestoornis niet goed functioneren. Een hypothese is dat bij het binnenkomen van multisensorische prikkels veeleisende systemen in de frontale kwab en cognitieve processen worden geactiveerd, in plaats van automatische integratie van multisensorische stimuli, zoals gebeurt in de auditieve cortex van normaal ontwikkelde volwassenen.[19]

  • Recent onderzoek vond abnormale microstructuren in de witte stof bij kinderen met een sensorische integratie-disfunctie, in vergelijking met normale kinderen of kinderen met andere neurologische stoornissen zoals autisme of ADHD.[20]

De sensorische integratiestoornis is momenteel opgenomen in de diagnostische classificatie van geestelijke en ontwikkelingsstoornissen in de kindertijd (DC:0-3R)[21], maar het wordt niet erkend als een op opzichzelfstaande psychische stoornis in medische handboeken zoals de ICD-10 [22] of de DSM-5 [23].

Een diagnose kan worden gesteld met behulp van gestandaardiseerde tests, gestandaardiseerde vragenlijsten, professionele observatiestandaarden en door observatie van vrij spel tijdens ergotherapie. De functionele activiteit kan ook op school of thuis worden geobserveerd. Sommige criteria, die niet uitsluitend voor de beoordeling van sensorische integratiestoornissen worden gebruikt, kunnen visuele waarneming, werking, neurologie en motorische vaardigheden meten.[24]

Afhankelijk van het land wordt de diagnose gesteld door verschillende beroepsgroepen zoals ergotherapeuten, psychologen, deskundigen op het terrein van leren, fysiotherapeuten en/of logopedisten. In sommige landen wordt een volledige psychologische en neurologische evaluatie aanbevolen als de symptomen te ernstig zijn.

Testen[bewerken | brontekst bewerken]

Gestandaardiseerde testen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Sensory Integration and Praxis Test. (SIPT)
  • DeGangi-Berk Test of Sensory Integration (TSI)
  • Test of Sensory Functions in Infants (TSFI)[25]

Gestandaardiseerde vragenlijsten[bewerken | brontekst bewerken]

  • Sensory Profile, (SP)[26]
  • Sensory Profile 2 (SP 2)[27]
  • Infant/Toddler Sensory Profile[25]
  • Adolescent/Adult Sensory Profile
  • Sensory Profile School Companion
  • Sensory Processing Measure (SPM)[28]
  • Sensory Processing Measure Preeschool (SPM-P)[29]

Andere bruikbare testen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Clinical Observations of Motor and Postural Skills (COMPS)[30]
  • Developmental Test of Visual Perception: Second Edition (DTVP-2)[31]
  • Beery–Buktenica Developmental Test of Visual-Motor Integration, 6th Edition (BEERY VMI)
  • Miller Function & Participation Scales
  • Bruininks–Oseretsky Test of Motor Proficiency, Second Edition (BOT-2)[32]
  • Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF)[33][34]

Er zijn enkele therapieën ontwikkeld om sensorische integratiestoornis te behandelen.

Sensory Integration therapy/Sensorische Integratietherapie[bewerken | brontekst bewerken]

De belangrijkste therapievorm voor een sensorische integratiestoornis is een soort bezigheidstherapie voor een kind in een ruimte die speciaal is ontworpen om alle zintuigen te activeren.

Tijdens de behandelsessie werkt de therapeut nauw samen met het kind om precies die mate van zintuiglijke prikkels te bieden die het kind aankan, en om het kind aan te moedigen zich door de kamer te bewegen. Sensorische Integratietherapie gaat uit van vier principes:

  • precies de juiste belasting (het kind moet met succes kunnen omgaan met de eisen die de spelactiviteiten stellen).
  • adaptieve respons (het kind past zijn gedrag aan door gebruik te maken van nieuwe en nuttige technieken als reactie op de gestelde eisen)
  • actieve deelname (het kind wil meedoen omdat de activiteiten leuk zijn)
  • kindgericht (de voorkeuren van het kind worden gebruikt om therapeutische ervaringen in de sessie te initiëren)

Sensory processing therapy/Sensorische (informatie)verwerkingstherapie[bewerken | brontekst bewerken]

Deze therapievorm voegt aan de vier bovenstaande uitgangspunten het volgende toe:[35]

  • intensiteit (de persoon neemt dagelijks over een langere periode aan de sessies deel).
  • ontwikkelingsgerichte benadering (de therapeut begint op de ontwikkelingsleeftijd in plaats van de werkelijke leeftijd van de persoon).
  • systematische test-hertest beoordeling (alle cliënten worden voor en na de behandeling beoordeeld).
  • proces-gestuurd versus activiteit-gestuurd (de therapeut richt zich op de "juiste" emotionele verbinding en het proces dat de relatie versterkt).
  • ouderbegeleiding (ouders worden geïntegreerd in het therapieproces).
  • "joie de vivre" (geluk in het leven is het belangrijkste doel van de therapie en wordt bereikt door sociale participatie, vrijwillige zelfcontrole en zelfvertrouwen).
  • een combinatie van best practice-maatregelen (gaat vaak gepaard met integratie van systeemtherapie en elektronische media zoals Xbox Kinect, Nintendo Wii en andere).

Andere methoden[bewerken | brontekst bewerken]

Sommige vormen van behandeling (zoals sensormotorische manipulatie) hebben een twijfelachtige onderbouwing en ontberen empirisch bewijs. Andere behandelingsvormen (zoals corrigerende lenzen, sport en auditieve training) hebben in studies kleine successen laten zien, maar door methodologische problemen kunnen uit deze studies weinig conclusies worden getrokken.[36] Hoewel reproduceerbare behandelingen zijn beschreven en de criteria voor behandelingsresultaten bekend zijn, zijn er hiaten in de kennis over de sensorische integratiestoornis en de therapie daarvoor. [37] De empirische basis is beperkt, dus een systematische evaluatie is noodzakelijk wanneer deze maatregelen worden toegepast.[38]

Kinderen met een onder-responsiviteit kunnen worden blootgesteld aan sterke prikkels zoals borstelen met een kam, trillingen of wrijvingen. Bij het spelen kunnen veel materialen worden gebruikt om de zintuigen te prikkelen, zoals kneedgum of vingerverf.

Kinderen met over-responsiviteit kunnen het moeilijk vinden om zich te kalmeren voor het slapen gaan. Kalmerende activiteiten, zoals het luisteren naar zachte muziek, licht schommelen, yoga of diepe ademhalingstechnieken in een zacht verlichte kamer, kunnen een kind helpen om tot rust te komen en makkelijker om in slaap te vallen.[39]

Met beloningen kunnen kinderen worden gemotiveerd om activiteiten te ondernemen die ze normaal gesproken zouden vermijden.

Terwijl sommige ergotherapeuten vooral gebruik maken van een kader aan referentiestudies en therapievormen om een kind meer vaardigheden aan te leren om zintuiglijke prikkels adequaat te verwerken, leggen andere therapeuten de nadruk op het aanpassen van de omgeving door ouders en schoolpersoneel, om zo het functioneringsvermogen van het kind thuis, op school en in de gemeenschap te kunnen verbeteren.[40][41] Dit kan bestaan uit het kiezen van speciale kleding, het vermijden van fluorescerend licht en het beschikbaar stellen van oordopjes voor noodgevallen (zoals brandalarmoefeningen).

Volwassenen[bewerken | brontekst bewerken]

Er is steeds meer wetenschappelijk bewijs dat volwassenen ook lijden aan sensorische integratiestoornissen. In het Verenigd Koninkrijk hebben recent onderzoek en verbeterde klinische resultaten van patiënten met de diagnose sensorische integratie-disfunctie aangetoond dat therapie een geschikte behandelingsvorm is.[42] Volwassen patiënten vertonen een breed scala aan ontwikkelingsstoornissen zoals autisme en het syndroom van Asperger, evenals coördinatieproblemen en enkele psychische problemen.[43] Sommige therapeuten menen dat deze ziekte wordt veroorzaakt door de problemen die deze volwassenen hebben met het zintuiglijke verwerkingsproces en hun poging om te gaan met de eisen die de omgeving in het dagelijks leven aan ze stelt.[44]

Epidemiologie[bewerken | brontekst bewerken]

Men vermoedt dat tot 16,5% van de kinderen in de basisschoolleeftijd een verhoogd gedrag van sensorische integratiestoornis vertoont op tactiel of auditief gebied.[45] Dit cijfer kan echter een onderschatting zijn van de over-responsiviteit, aangezien de studie kinderen met ontwikkelingsstoornissen of te vroeg geboren kinderen buiten beschouwing liet. Zij hebben een grotere kans op deze stoornis.

De uitkomst is echter groter dan wat uit eerdere studies met kleinere steekproeven naar voren kwam: deze kwamen uit op een schatting van 5-13% van de kinderen in de schoolgaande leeftijd [46] De frequentie voor andere subtypen van de sensorische integratiestoornis is niet bekend.

Relatie met andere aandoeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Aangezien veel aandoeningen tegelijkertijd met een sensorische integratiestoornis optreden, hebben de getroffenen meestal ook andere ziekten. Mensen die gediagnosticeerd zijn met sensorische integratiestoornis kunnen ook angststoornissen, ADHD[47], voedselintolerantie, gedragsproblemen en andere ziekten hebben.

Autismespectrum en verstoring van het sensorische verwerkingsproces[bewerken | brontekst bewerken]

De sensorische integratiestoornis gaat vaak gepaard met een stoornis in het autismespectrum[48][49][50][51] Hoewel een probleem met zintuiglijke prikkels vaak voorkomt bij autistische kinderen en volwassenen, is er onvoldoende bewijs dat zintuiglijke symptomen bij autisme zich onderscheiden van andere ontwikkelingsstoornissen.[52] De overeenkomsten zijn groter op het gebied van onder-responsiviteit (bijvoorbeeld het tegen dingen aanlopen) dan op het gebied van over-responsiviteit (bijvoorbeeld stress door harde geluiden) of op het gebied van het actief zoeken naar prikkels (zoals ritmische bewegingen)[53] Bij kinderen kunnen de symptomen vaker voorkomen: enkele onderzoeken hebben aangetoond dat autistische kinderen een verminderde tastzin hebben, terwijl autistische volwassenen dit niet vertonen.[54]

De vragenlijst voor zintuiglijke ervaringen is ontwikkeld om de patronen in het sensorische verwerkingsproces bij kinderen die mogelijk autistisch zijn, te identificeren.[55][56]

Sensorische integratiestoornis en ADHD[bewerken | brontekst bewerken]

Er wordt gespeculeerd dat sensorische integratiestoornissen niet worden gediagnosticeerd bij mensen met concentratieproblemen.[47] Een leerling die niet kan herhalen wat er in de klas is gezegd (uit verveling of afleiding), zou zich bijvoorbeeld op een sensorische integratiestoornis moeten laten onderzoeken. Deze leerling zou dan onderzocht kunnen worden door een ergotherapeut om te zien of hij zich moeilijk kan concentreren en misschien door een audioloog of logopedist op auditieve of spraakverwerkingsstoornissen.[47] Op dezelfde manier zou een kind ten onrechte gediagnosticeerd kunnen worden met ADHD vanwege impulsiviteit, terwijl deze impulsiviteit eigenlijk alleen optreedt wanneer bepaalde prikkels worden gezocht of vermeden.[57][58] Ook kan iemand, ondanks vermaningen, regelmatig in de klas van zijn stoel opstaan omdat zijn slechte proprioceptie (perceptie van lichaamsbeweging) hem van de stoel doet vallen en hij uit angst daarvoor zoveel mogelijk vermijdt om te gaan zitten. Als het kind langer kan blijven zitten als het een opgevuld kussen krijgt (wat meer zintuiglijke input geeft), of als het thuis of in een ander dan zijn eigen klaslokaal wel kan zitten, dan is dit een indicatie dat nader onderzoek nodig is om de oorzaak van de impulsiviteit vast te stellen.

Andere bijkomende aandoeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Veel aandoeningen kunnen met een sensorische verwerkingstoornis gepaard gaan, zoals schizofrenie[59][60][61], Succinyl-semialdehyde dehydrogenase-deficiëntie[62], primair nachtelijk bedplassen, het foetale-alcoholsyndroom, leerstoornissen[18] en autisme.[64][65][66] Ook kan het voorkomen bij mensen met traumatisch hersenletsel[67], mensen die een cochleair-implantaat hebben gekregen[68] of die genetische problemen hebben, zoals het fragiele-X-syndroom. Een sensorische integratiestoornis valt niet binnen het autismespectrum en een kind kan ook de diagnose krijgen zonder dat er sprake is van andere bijkomende aandoeningen.

Medische handboeken[bewerken | brontekst bewerken]

De sensorische integratie-disfunctie staat vermeld in Stanley Greenspan's Diagnostic Manual for the Infancy and Early Childhood en Regulation Disorders of Sensory Processing als onderdeel van The Zero to Three's Diagnostic Classification[69], maar is niet opgenomen in de handleidingen ICD-10 en DSM-5.[70] Een ongewone reactie op sensorische input of een ongewone interesse in sensorische aspecten geldt echter wel als een mogelijk, zij het niet noodzakelijk criterium voor de diagnose van autisme.[71]

Verkeerde diagnoses[bewerken | brontekst bewerken]

Sommigen geloven dat een sensorische integratiestoornis een op zichzelf staande diagnose is, terwijl anderen zeggen dat afwijkingen in de sensorische responsiviteit deelaspecten zijn van andere aandoeningen.[72] De American Academy of Pediatrics adviseert bijvoorbeeld om geen onafhankelijke diagnose van de sensorische integratiestoornis te stellen, zonder dat dit een symptoom van autismespectrum, ADHD, dyspraxie of kinderlijke angststoornis is.[73] Neurowetenschapper David Eagleman heeft voorgesteld de sensorische integratiestoornis als een vorm van synesthesie te beschouwen waarbij afzonderlijke zintuigwaarnemingen bij de verwerking worden gekoppeld.[74] Eagleman neemt aan dat dit concreet kan worden toegeschreven aan de fysiologie van het centrale zenuwstelsel: een zintuigelijke prikkel die eigenlijk verbonden had moeten zijn met het domein voor kleurwaarneming, is dan bijvoorbeeld fysiologisch aangesloten op hersengebieden die betrokken zijn bij het optreden van pijn, afkeer of misselijkheid.[75][76][77]

Onderzoekers hebben de behandelbare ziekte als hypoaclemische sensorische overstimulatie beschreven, die zowel voldoet aan de criteria voor diagnose van ADHD als ook een sensorische integratiestoornis.

Onderzoek[bewerken | brontekst bewerken]

Over sensorische integratie zijn meer dan 130 artikelen gepubliceerd in peer-reviewed tijdschriften (meestal op het terrein van ergotherapie). De problemen bij het uitvoeren van dubbelblind onderzoek naar zintuiglijke verwerkingsstoornissen zijn aangestipt door Temple Grandin en anderen. Verdergaand onderzoek is nodig.

Omdat het onderzoek nog niet ver genoeg gevorderd is en met betrekking tot zintuiglijke verwerkingsstoornissen en de effectiviteit van therapieën beperkt is en geen uitsluitsel geeft, adviseert de American Academy of Pediatrics kinderartsen om gezinnen te informeren over deze beperkingen, de proefperiode voor de therapie met hen af te stemmen en uit te leggen hoe de effectiviteit van de therapie kan worden beoordeeld.[73]

De sensorische integratie-disfunctie werd voor het eerst door Anna Jean Ayres (1920-1928) uitgebreid beschreven. Volgens haar bevindingen is een getroffen persoon minder goed in staat om zintuiglijke informatie te verwerken terwijl deze wordt waargenomen.[79]

Het model van Ayres[bewerken | brontekst bewerken]

Ayres ontwikkelde haar theoretisch kader voor de sensorische integratiestoornis op basis van zes factor-analytische studies van groepen kinderen met leermoeilijkheden, perceptueel-motorische stoornissen en normaal ontwikkelde kinderen.[80]

Ayres kwam tot de volgende nosologie (systematische beschrijving van de ziekte) op basis van de patronen uit haar factoranalyses:

  • Dyspraxie: slechte bewegingsplanning (meer gerelateerd aan het vestibulaire systeem en proprioceptie)
  • slechte bilaterale integratie: onvoldoende gebruik van beide lichaamshelften tegelijkertijd
  • actiele overgevoeligheid: negatieve reacties op tactiele prikkels
  • Tekortkomingen in de visuele waarneming: slechte waarneming van ruimte en vorm en slechte oogmotoriek
  • somatische dyspraxie: slechte bewegingsplanning (in verband met onvoldoende informatie afkomstig van de tactiel of proprioceptieve waarnemingssystemen)
  • problemen op het gebied van horen en spreken

Zowel de visuele waarneming als de deficiënties in het auditieve en het spraakgebied zouden een sterke cognitieve component hebben en slechts zwakke relaties met deficiënties in het sensorische verwerkingsproces, zodat ze in veel modellen niet als centrale deficiënties in het zintuiglijke verwerkingsproces worden gezien.

In 1998 voerde Mulligan een studie uit met behulp van 10.000 datasets, die elk een individueel kind vertegenwoordigen. In een factor-analytische studie vond ze soortgelijke gegevens als Ayres.[81]

Het model van Dunn[bewerken | brontekst bewerken]

Dunn’s nosologie gebruikt twee criteria:[82] het reactieve type (passief of actief) en de sensorische prikkelingsdrempel voor de invoer (laag of hoog) waardoor 4 types ontstaan:[83]

  • lage prikkelregistratie, hoge prikkelingsdrempel met passieve respons.
  • vermijding van prikkels, lage prikkelingsdrempel en actieve respons.
  • zoeken naar prikkels, hoge prikkelingsdrempel en actieve respons.
  • zintuiglijke gevoeligheid, lage drempel met passieve respons.

Het model van Miller[bewerken | brontekst bewerken]

In Miller's nosologie is "Sensory integration dysfunction" omgedoopt tot "Sensory processing disorder" om gecoördineerd onderzoek met andere vakgebieden zoals neurologie te vergemakkelijken, aangezien "het gebruik van de term sensorische integratie vaak van toepassing is op neurofysiologische cellulaire processen in plaats van een gedragsreactie op sensorische input, zoals bij Ayres”[6] De huidige nosologie van sensorische integratiestoornisproces is ontwikkeld door Miller en is gebaseerd op neurologische principes.

Andere modellen[bewerken | brontekst bewerken]

Een groot aantal benaderingen hebben stimuli in het leer- en gedragspatroon verwerkt.[81]

  • Het "Altert Program for Self-Regulation", bijvoorbeeld, is een complementaire aanpak die het cognitieve bewustzijn van de aandacht vergroot en vaak gebruik maakt van zintuiglijke strategieën ter ondersteuning van leren en gedrag.
  • Andere benaderingen maken voornamelijk gebruik van passieve zintuiglijke ervaringen of zintuiglijke stimulatie volgens specifieke protocollen, zoals de Wilbarger-aanpak of het Vestibulair-Oculomotorisch Protocol.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Dit artikel of een eerdere versie ervan is een (gedeeltelijke) vertaling van het artikel Störung der Sinnesverarbeitung op de Duitstalige Wikipedia, dat onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.

Categorie:Neurologie