Beekdikkopmos

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Beekdikkopmos
Beekdikkopmos
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Bryophyta (Mossen)
Klasse:Bryopsida
Orde:Hypnales
Familie:Brachytheciaceae (dikkopmosfamilie)
Geslacht:Brachythecium (dikkopmos)
Soort
Brachythecium rivulare
Schimp. (1853)
Beekdikkopmos
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Beekdikkopmos op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Het beekdikkopmos (Brachythecium rivulare) is een soort mos uit het geslacht dikkopmos (Brachythecium). Het leeft op steen en op boomschors in rijk bos.

Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]

Het beekdikkopmos vormt sterke, losse, geelgroene tot bleekgroene, glanzende gazons. De opgaande tot rechtopstaande secundaire stengels ontstaan uit de kruipende, ontbladerde primaire stengels. Deze zijn meestal vertakt in plukjes of boomachtig en hebben dichte, losjes passende bladeren. De stengelbladeren van deze secundaire scheuten zijn ongeveer 2 tot 2,5 mm lang, driehoekig-eivormig, puntig, min of meer in de lengterichting gerimpeld, met een platte rand die gekarteld is, vooral in de bovenste helft van het blad, en bladvleugels die naar beneden lopen de stengel. Stengelbladeren zijn breed ovaal, breedst bij 1/7 bladlengte. De bladnerf loopt door tot in het midden van het blad. Takbladeren zijn kleiner, smaller en minder hangend dan stengelbladeren.

De bladcellen zijn dunwandig in het midden van het blad, lineair, 6 tot 10 µm breed en 64 tot 128 µm lang, korter en breder aan de bladvoet, zwak gestippeld. Bladvleugelcellen zijn uitgezet, langwerpig rechthoekig tot zeszijdig, hyaline en vormen een goed gedefinieerde groep.

Het mos is tweehuizig. Sporofyten worden zelden gevormd, ze hebben een rode, wrattenachtige ruwe, 2 tot 2,5 cm lange rechtopstaande seta, een hellend naar horizontaal, gebogen, eivormig sporenkapsel met een kegelvormig, fijn gepunt operculum. De rijpingstijd van de sporen is van de herfst tot de lente. De sporen meten 13 tot 18(-22) µm.

Ecologie[bewerken | brontekst bewerken]

Als hygrofyt groeit hij het liefst in stromend water en in bronnen op rotsen op lichte tot halfschaduwrijke locaties, maar ook op vochtige bosgrond, op boomwortels en in natte weiden.

Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]

Deze mossoort komt bijna wereldwijd voor, vooral op het noordelijk halfrond en zelden op het zuidelijk halfrond. In Midden-Europa is hij wijdverbreid in de kalksteenbergen, maar komt hij ook voor in kalkarme gebieden.

In Nederland komt het zeldzaam voor. Het staat op de rode lijst in de categorie 'Kwetsbaar'.

Foto's[bewerken | brontekst bewerken]

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

  • Kaarten met waarnemingen: