Gebruiker:Caribiana/Kladblok/Bomba

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

FUHI...=[bewerken | brontekst bewerken]

Het oudste stuk uit de collectie is het boek Curacao en zijne bewoners (1882) van A.T. Brusse (1833-1895).[1]

E buki mas bieu den e biblioteka aki ta di añanan nobenta di siglo 19, esta e buki ‘Curaçao en zijne bewoners’. Pues masoménos 125 aña bieu.



Alto Vista Kapel[bewerken | brontekst bewerken]

de.wiki De oorspronkelijke Alto Vista Kapel werd in 1750 gesticht door de Venezolaanse missionaris Domingo Antonio Silvestre uit Coro. Het was ooit de eerste rooms-katholieke religieuze gebouw op het eiland.

In 1776 werd de kapel verlaten vanwege de pest. De overlevende gelovigen hebben het dorp Alto Vista opgegeven. In de daaropvolgende decennia, toen de kerk werd verlaten, ging de kerk zozeer achteruit dat er alleen nog maar ruïnes overbleven.

In de jaren veertig van de 20ste eeuw begon de Arubaanse leraar Francisca Henriques-Lacle met het verzamelen van giften en na goedkeuring van de rooms-katholieke bisschop van Curaçao werd het kapelletje op de ruïnes van de kerk gebouwd. Het is ontworpen door de Engelse architect J.A. Hille. Het Mariabeeld is gemaakt door Francisca Henriques Lacle in Nederland. Het beeld, dat versierd is met een gouden kroon die met edelstenen is bezet, werd in 1954 gefinancierd door giften van verschillende Arubanen. Nadat het beeld in de kapel was geplaatst, werd de kapel door de bisschop ingewijd. Kort daarna werd dit beeld echter vernietigd door een onbekende en moest het worden vervangen door een nieuw beeld.

De katholieken van Aruba maken op Goede Vrijdag de bedevaart van Oranjestad naar Alto Vista, ongeveer 11 kilometer. Deze bedevaart vindt sinds de inwijding van het nieuwe gebouw jaarlijks opnieuw plaats. Ook wordt er elke week een heilige mis gehouden. In 2009 kreeg de kapel een nieuwe verflaag. Alto Vista Chapel is dagelijks geopend voor bezoekers.

en.wiki De oorspronkelijke kerk werd in 1750 gebouwd door Caquetio indianen en Spanjaarden, hoewel het eiland nog geen priester had. Het pionierswerk om de kerk op te richten en de lokale Indianen te bekeren tot het katholieke christelijke geloof was het enige werk van Domingo Antonio Silvestre van Venezuela, dat hij met eigen middelen heeft gerealiseerd. Het zou de eerste kerk zijn die zich op Aruba heeft gevestigd. Deze eerste kerk werd gebouwd met stenen muren en een strodak. Het was gewijd aan Moeder St. Maria, de "Moeder van de Rozenkrans" en werd daarom op Aruba als uitzonderlijk beschouwd. Een éénvoetskruis, dat door een van de priesters uit Venezuela werd meegebracht, werd hier geïnstalleerd. Na de dood van Domingo Antonio Silvestre nam Miguel Enrique Albarez (een zoon van de tweede fiscus) de controle over de kerk over, en vervolgens door Domingo Bernardino Silvestre zoon van de pionierpriester van de kerk. Toen de tragische plaag de plaats vasthield, stierven veel van de inwoners van Alto Vista en de overige bewoners ontruimden de plaats en verhuisden naar Noord waar de tweede kerk van Aruba werd gebouwd. De Alto Vista kerk werd vanaf 1816 verlaten en ging in puin liggen en het oude houten kruis ging in het bezit van vele priesters. Dit kruis, dat bij het oorspronkelijke altaar stond, is nu te zien in de Sint-Annakerk in Noord.

Francisca, een schoolmeester in Aruba, ging echter met een eenzijdige toewijding verder om de historische kerk van Aruba nieuw leven in te blazen door deze te midden van de ruïnes te plaatsen, nadat ze toevallig een foto van de heilige Maria met bloemen tegenkwam. Ze zamelde geld in van ongeveer 5000 florijnen bij de lokale Arubanen, liet een beeld van St. Mary's maken in Nederland en bracht het naar Alto Vista en installeerde het bij de nieuwe kerk die op de plaats van de oude kapel werd gebouwd, tussen maart en mei 1952, na het verkrijgen van toestemming van de bisschop in Curaçau. Het beeld werd versierd met een gouden kroon bezaaid met edelstenen in 1954 met giften van verschillende Arubieren. Helaas werd dit beeld door een maniak vernield. Het beeld is inmiddels vervangen door een nieuw exemplaar. Met deze kapel heeft de katholieke religie haar intrede gedaan op Aruba.[2][3][4][8].

De huidige kerk, herbouwd in 1952, wordt door christenen en niet-christenen bezocht voor meditatie. De diensten worden wekelijks gehouden door de priester uit Noord.[3]



Bomba-huis bij zoutpannen in Bonaire met slavenhuisjes op de achtergrond

Bomba (slavernij)
Bomba is een opzichter, die als voorman en aanvoerder van een groep slaven dienst doet en in de regel zelf slaaf is. Deze functie is uniek voor het slavernijsysteem onder de WIC en MCC.

slavernijtijd. Deze functie was uniek en kwam enkel voor in de transatlantische slavenhandel van de WIC en MCC.

Trans-Atlantische slavenhandel[bewerken | brontekst bewerken]

De bomba werd ingezet op de slavenschepen van de WIC. Om slavenopstanden aan boord te verijdelen reisde vaak een een Afrikaan die geen slaaf was, de bomba, mee die als tussenpersoon tussen slaven en bemanning fungeerde.

werd de functie van bomba ingezet. Soms kwamen de slaven ook in opstand. Om dat te verijdelen reisde er vaak een bomba mee, een Afrikaan (geen slaaf) die als tussenpersoon fungeerde tussen slaven en bemanning.

De bomba moest de ingekochte slaven op hun gemak stellen als ze met de sloep van het land naar het schip werden gebracht en hen daarna een plaats in het ruim van het schip aanwijzen. (Piet Emmer De Ned. slavenhandel 1500-1850)

Op het schip waren speciale toezichthouders, bomba’s, aangesteld. Ze hadden de leiding over de gevangenen. Bomba’s waren vrije Afrikanen die hun diensten aan de West Indische Compagnie hadden aangeboden. Ze waren tussenpersonen die ook als tolk fungeerden, omdat ze de talen spraken. Ze hielden de gevangenen in toom door gesprekken met hen te voeren. maar sloegen er soms ook op los. Ze reisden met de slavenschepen mee naar de Amerika’s en naar Nederland. Daar bleven ze soms voor een lange periode. Balai ontdekte tijdens zijn onderzoek een bericht van de West Indische Compagnie dat suggereerde, dat de bomba’s leiding hadden gegeven aan een opstand onder gevangenen tijdens een reis van de Leusden. Toch bleef de West Indische Compagnie (WIC) gebruik maken van deze Afrikanen,[2]

Op het schip waren speciale toezichthouders, bomba’s, aangesteld. Ze hadden de leiding over de gevangenen. Bomba’s waren vrije Afrikanen die hun diensten aan de West Indische Compagnie hadden aangeboden. Ze waren tussenpersonen die ook als tolk fungeerden, omdat ze de talen spraken. Ze hielden de gevangenen in toom door gesprekken met hen te voeren. maar sloegen er soms ook op los. Ze reisden met de slavenschepen mee naar de Amerika’s en naar Nederland. Daar bleven ze soms voor een lange periode. Balai ontdekte tijdens zijn onderzoek een bericht van de West Indische Compagnie dat suggereerde, dat de bomba’s leiding hadden gegeven aan een opstand onder gevangenen tijdens een reis van de Leusden. Toch bleef de West Indische Compagnie (WIC) gebruik maken van deze Afrikanen,

De bomba was een belangrijke functionaris op de slavenschepen tijdens de periode van de trans-Atlantische slavenhandel. Dit is opvallend omdat het, zoals zal worden aangetoond, om een uitzonderlijke positie ging. Er is geen goede vertaling voor het woord bomba, maar het begrip ‘opzichter’ benadert zijn functie en taken het meest. De bomba was zowel op de Afrikaanse kust als op schepen van de WIC en de MCC werkzaam. De mensen die als bomba’s330 voor de WIC werkten waren Afrikanen. Hun taken en bevoegdheden verschilden naar gelang de plaats waar zij hun werkzaamheden verrichtten. Op de kust was hun positie minder zelfstandig en dominant dan op de slavenschepen. Er is weinig bekend over deze Afrikaanse opzichters. Of zij in dienst waren van de Nederlanders of dat zij tijdelijk ingehuurd werden kan niet met zekerheid vastgesteld worden.Aan de hand van beschikbare informatie kan een indruk worden gegeven van hun positie op de kust van Afrika. Problematischer is het om een goed beeld te krijgen van hun taken en bevoegdheden op de slavenschepen van de WIC en de MCC. Voor de Nederlandse slavenhandelaren was de aanwezigheid van de bomba’s op de slavenschepen van groot belang, omdat zij een intermediaire functie vervulden tussen de bemanning en de gevangenen. Omdat de Nederlandse bemanning geen Afrikaanse talen beheerste was de hulp van deze vrije Afrikanen noodzakelijk. Een andere reden voor de aanwezigheid van bomba’s op slavenschepen zou kunnen zijn dat zij fungeerden als de ogen en oren van de kapitein. Zij moesten voorgenomenopstanden van de gevangenen rapporteren en op die manier voorkomen.[3]

Eén van de hoofdfiguren in Kroesvee is bomba Jan Michielsz, een tapoeijer die zich heeft opgewerkt tot slavenopzichter aan boord van de Griffioen. In de literatuur wordt slechts zijdelings melding gemaakt van de bomba. Dit is opvallend, omdat het om een uitzonderlijke, exclusief Nederlandse positie ging. Er is geen goede vertaling voor het woord bomba, maar het begrip ‘opzichter’ benadert functie en taken het meest. De bomba was zowel op de Afrikaanse kust als op schepen van de WIC en de MCC werkzaam. De mensen die als bomba’s werkten waren Afrikanen. Voor de Nederlandse slavenhandelaren was hun aanwezigheid op de slavenschepen van groot belang, omdat zij een intermediaire functie vervulden tussen de bemanning en de gevangenen. De bomba sprak zowel Nederlands als de gangbare Afrikaanse talen. De bomba's ontvingen loon voor hun werkzaamheden. Verder was het gebruik dat zij met het slavenschip van Amerika naar Nederland gingen, daar geruime tijd verbleven en bij beschikbaarheid van een schip naar Afrika terugkeerden.[4]

ABC-eilanden[bewerken | brontekst bewerken]

Tijdens de slavernijtijd kwam de bomba voor op Aruba, Bonaire en Curaçao. Naast deze figuur bestond de figuur van de "shon" en de katibu (slaaf) zelf. Deze figuur deed zich voornamelijk voor onder slaven die eigendom waren van het gouvernement, aangeduid als landsslaaf ofwel gouvernementsslaaf (Papiaments: Katibu di rei). Zijn waren werkzaam op de plantages van de West-Indische Compagnie (WIC) of voor ambtenaren in overheidsdienst als huishoudelijk personeel.[5] Een slaaf kon op grond van goed gedrag tot bomba worden aangesteld.

De verschillende werkzaamheden van de slaven stonden elk onder de aanvoering van een bomba. Zo bestond er een bomba van de koeien, een van het veldwerk, een van de paardenstallen, een van het materiaal. Ook had een bomba de leiding bij de lijfstraffen of gaf ze zelf. Lijfstraffen werden gegeven met de watapanastok of soms met de bullepees. Deze bomba werd aangeduid als "bomba sutado". De bomba was ondergeschikt aan de opzichter, de "fitó" (bron?) en had bij de werkuitvoering ook vaak een assistent, "bastian" genaamd.

In het slavernijsysteem was deze aanstelling te vergelijken met een bevordering, omdat de bomba meer privileges had dan normale slaven.[6] Onder meer woonde de bomba in een groter huis, ookwel "bomba-huis" genoemd en genoot hij het voorrecht om niet geslagen te mogen worden. Onder de slaven was de bomba derhalve niet populair en werd zelfs als een soort verrader gezien.

Ook na de emancipatie hielden de grote plantages er bomba's op na.[7]

Bomba als naam[bewerken | brontekst bewerken]

Op Bonaire deed pastoor Nooyen onderzoek naar de bomba aan de hand van de doopboeken en doopcelen, in het bijzonder die van de oudste parochie, de Sint-Bernarduskerk. Dat diverse "bomba-opzichters als dooppeter optraden geeft aan dat ze katholieken waren van goed gedrag. In de loop der tijd was bomba niet alleen een titel, maar werd zelfs een voor- en een achternaam welke reeds rond 1830 voorkwam in Tera Kòrá.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]

Enslaved Africans in the Caribbean: Different kinds of labour were required on the plantation, creating a hierarchy between field slaves, craftsmen, house slaves and bombas. The bomba held one of the highest positions. He was enslaved, but appointed to control the other slaves. He was both feared and respected by the enslaved population on the plantation. His job was not only to keep everyone performing slave labour, but also to administer punishment. On plantations with no manager the bomba actually ran the plantation. There were advantages to the position, both for the bomba himself and his family. His daughters, for example, might work as servants in the main house instead of doing the backbreaking work of field slaves.[1]



Aan de slag als bomba Een slaaf die zijn vrijheid herkregen had, nam soms dienst op een slavenschip als opzichter over nieuw ingekocht slaven. Een bomba heette zo iemand. (Zeeuwse slavenhandel in de 18e eeuw)

Onderzoek heeft bovendien uitgewezen dat het geen gewone zeelieden waren maar zogenaamde bomba’s; Afrikaanse opzichters die over de slaven waakten. Ook op de plantages in de koloniën werden degelijke functio-narissen aangesteld, maar daar waren het slaven met bepaalde privileges die toezicht moesten houden op hun medeslaven.40De bomba aan boord van een slavenschip was een vrij man die speciaal voor zijn opzichterstaak in West-Afrika was aangeno-men. Hij diende zich onder de slaven te begeven om ze rustig te houden en eventuele onrusthaarden of oproerplannen vroegtijdig op te sporen. Tevens werd van hem verwacht dat hij onnodig geweld van bemanningsleden tegen slaven aan de offi -cieren zou melden om zo de kans op problemen te beperken. (Het slavenschip, Henk den Heijer, oratie op 11 april 2011)

Maar het klassieke beeld van de slaaf met achter hem een bomba (een slaaf die was aangesteld als opzichter) met zweep in de hand, kwam in Curaçao bijna niet voor. Zeker niet als het over stadsslaven gaat, die halverwege de negentiende eeuw (+/- 1850) bijna de helft van alle slaven op Curaçao uitmaakten. (Slavernij wikikids)

Een bomba was de voorman van een groep slaven, in de regel zelf een slaaf, soms een vrije man. Was hij zelf slaaf, dan genoot hij het voorrecht niet te mogen worden geslagen. Zijn plaatsvervanger en tevens zijn rechterhand bij het uitvoeren van werken heette bastian. Ook na de emancipatie hielden de grote plantages er bomba's op na.[2] Bomba werd een titel, en zelfs een voor- en een achternaam. Zo komt in 1899 nog een stuk voor van het gouvernement, waarin sprake is van Bomba Nasje. Op Bonaire leeft een familie met achternaam Bomba, en de ouderen van hen weten nog veel te vertellen van hun overgrootvader, die bomba was van de gouver- nementsslaven, die leefden in het depot Amboina. De verschillende werkobjecten stonden elk onder een bomba. Zo bestond er een bomba van de koeien, een van het veldwerk, een van de paardenstallen, een van het materiaal. Ook had een bomba de leiding bij de lijfstraffen of gaf ze zelf. De meest gevreesde van de laatste categorie was Bomba TSjadó, die werkelijk een onmens is geweest, en wiens naam nog goed bekend is bij allen, die enige herinnering dragen aan die oude tijd. Deze bomba sutadó kwam verschrikkelijk aan zijn einde, en algemeen werd door de bevolking de vinger Gods hierin gezien. De maden hebben hem levend opgevreten. Heel zijn hut en ook de buitenmuren zaten vol grote vliegen. Toen ik eens het verhaal van deze Tsjadó, opgenomen op de band, voor enkele mensen liet horen, vonden ze het allemaal afschuwelijk, en toonden zich zeer verontwaardigd. Behalve een klein, tenger, oud vrouwtje; ze zei niets. Ik vroeg of zij het niet erg vond,; ze antwoordde: „Jawel, maar het is mijn grootvader." Hoe voorzichtig je moet zijn op een klein eiland!


Sklabitut i su abolishon (2-3), Extra Boneriano, 1 yuli 2020 Un bomba tabata un katibu ku, debí na su komportashon bon, tabata haña un tipo di promoshon. E tabata gosa di mas privilegio ku e katibunan normal. Ta opvio ku un bomba no tabata masha popular serka e katibunan. Te asta nan tabata konsiderá e bomba komo un tipo di traidor. Un bomba tabata katibu, pero tabatin un posishon di hefe di un grupo di katibu. Nan no tabata pues hende liber. p’esei nan yunan tambe tabata katibu na nan turno. Entre otro ta sali na kla ku tur bomba originalmente a bini di Rincon.

E investigashonnan ku R.H. Nooyen a hasi riba e personanan ku tabata bomba na Boneiru, a konsentrá hopi den e bukinan di boutismo di Misa San Bernardo. Repasando e bukinan di boutismo aki, ku sin duda tabata un fuente importante pa haña sa algu di historia boneriano, Nooyen a topa ku nòmber di diferente persona ku tabata bomba. E echo ku tin dje bombanan aki tabata aparesé na diferente okashon komo padrino di boutismo ta indiká ku nan mester tabata hendenan di bon komportashon. Te asta tin bomba sa para komo padrino di muchanan ku no tabata katibu. Algun dje nòmbernan di bomba ku Pastor Nooyen a kai ariba hopi bia den buki di boutismo tabata Achilles de Palm, Luis Birey Coffie, Pieter Polon de Palm, Minguel Goedgedrag. Nan tur tabata bon katóliko.

Mal bomba Historia oral di Boneiru ta indiká ku no ta tur bomba tabata bon hende. Algun di nan tabata kruel tambe i tabata suta e katibunan bou di nan formalmente. Nan ta konta di Philipi di Machi Duki di Tera Kòrá ku a haña un bon sota serka bomba Nicolaas, ku probablemente tabata e mesun bomba ku tabata enbolbí den e lantamentu di dia 10 di novèmber 1834. Philipi tabata grita: “Pordon Kalá, pordon Kalá!” Esaki miéntras ku sla tabata kue su kurpa. Katibunan ántes tabata buska tur manera pa evitá ku nan mester a traha. Danies di Antriol, un katibu ku tabata kasa ku Ma Yechi, tabata traha den kunuku di Mexico. Un dia kabuya di su chapi a los. E tabatin miedu di su bomba, ku lo por a dun’é kastigu. Danies a disidí di kai abou i keha mal’i barika. “Doló, doló, doló”, asina el a keda grita. Su bomba tabatin kompashon kuné i a mand’é unbes hospital. Antoin Best, un katibu ku tabata biba na Nikiboko, tabata traha pa Jan Schotborgh na Saliña. Un bia ku Jan a kumindá Antoin i puntr’é kon ta bai, Antoin a responde: “Malu!” Bisando esaki Antoin a saka su lenga pa Jan mira kon malu e tabata. Jan Schotborgh a spanta i grita Antoin: “Bo lenga ta putrí!” I Jan a mand’é hospital mesora. Pero e lenga di Antoin tabata masha bon. Loke el a hasi ta di pone un tiki salu riba su lenga. E salu a bira manera un skuma riba su lenga, kreando e impreshon enbèrdat ku su lenga tabata malu.

Di akuerdo ku investigashonnan di Pastor Nooyen, e fam Bomba ku nos konosé awendia, prinsipalmente den e bario di Tera Kòrá, tabata usá ya kaba rònt di aña 1830. Esaki sinembargo no ke men ku tur e personanan ku tabata karga e fam Bomba tabata bomba tambe. Nan por ta sali si di un bomba.

Nooyen ta konkluí ta ku tur e bombanan a bini originalmente di Rincon. Ta manera ku gobièrnu so tabatin bomba pa su katibunan i otro doñonan di katibu, esta e shonnan di Boneiru, no tabata konosé e funshon di bomba.

Di akuerdo ku investigashonnan di Pastor Nooyen, e fam Bomba ku nos konosé awendia, prinsipalmente den e bario di Tera Kòrá, tabata usá ya kaba rònt di aña 1830. Zo komt in 1899 nog een stuk voor van het gouvernement, waarin sprake is van Bomba Nasje. Op Bonaire leeft een familie met achternaam Bomba, en de ouderen van hen weten nog veel te vertellen van hun overgrootvader, die bomba was van de gouvernementsslaven, die leefden in het depot Amboina.