Genderbevestigende zorg

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Genderbevestigende zorg (Engels: gender affirming care) is een type transgenderzorg die preventie, diagnose en behandeling van psychische en lichamelijke klachten van transgender personen nastreeft. De zorg bestaat uit enkele componenten: intake, diagnose, therapie, real-life test, puberteitsremmers, hormoontherapie en genderbevestigende operaties. Welke van deze componenten er nodig zijn bij een behandeling wordt in overleg met de behandelde persoon besloten door de zorgverlener.

Genderbevestigende zorg gaat uit van het principe dat de patiënt zelf het beste aanvoelt wat de eigen genderidentiteit is en in welke mate medische transitie gewenst is om tot een goed resultaat te komen. Een kernbegrip is daarbij het woord 'poortwachter'. De zorgmedewerker werkt mee met de wens en is zo min mogelijk een poortwachter die gewenste transitie blokkeert. In de Verenigde Staten was lange tijd het geïnformeerde toestemmingsmodel staande praktijk. Dit hield in dat de patiënt informatie kreeg over de gevolgen en deze moest kunnen begrijpen en dit bevestigen met een contract. In Nederland en België hanteert men een iets voorzichtiger beleid waarbij de specialist de eindbeslissing heeft of een patiënt bewust genoeg is om de gevolgen te begrijpen.[bron?] Het Nederlandse en Belgische beleid heeft dus een diagnoseproces voorafgaand aan de transitie.

Geschiedenis van genderbevestigende zorg[bewerken | brontekst bewerken]

In 1919 stichtte Magnus Hirschfeld in Berlijn het Institut für Sexualwissenschaft. Elf jaar na de oprichting werd in dit instituut de allereerste geslachtbevestigende operatie uitgevoerd. Bij het instituut waren Ludig Levy-Lenz en Erwin Gohrbandt verantwoordelijk voor het uitvoeren van de man-naar-vrouwoperaties. Deze operaties kende drie verschillende fases: castratie, penisamputatie en vaginoplastiek. Ook kregen de patiënten een hormonenbehandeling waardoor ze onder andere borsten konden laten groeien. Een van de bekendste patiënten van het Berlijnse instituut was de Deense Lili Elbe. Na de opkomst van de nazi's werd het instituut op 6 mei 1933 bestormd en geplunderd door de Deutsche Studentenschaft.[1] Vier dagen later werd de overgebleven literatuur en kunst in de bibliotheek en de archieven van het instituut door studenten en leden van de Sturmabteilung naar buiten gebracht en verbrand op het Opernplatz.[2][3]

Ontwikkelingen vanaf 2000[bewerken | brontekst bewerken]

Het gebruik van puberteitsremmers bij transgender kinderen is sinds 2006 gestandaardiseerd in het zogenaamde Dutch protocol. Zowel in Nederland als in België wordt er met dit protocol gewerkt. Omdat de langetermijneffecten onbekend zijn, bestaat er onder wetenschappers een debat over de wenselijkheid van het Dutch protocol.[4]

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]