Wilde akelei
Wilde akelei | |||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||||
| |||||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||||
Aquilegia vulgaris L. (1753) | |||||||||||||||||
![]() | |||||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||||
Wilde akelei op ![]() | |||||||||||||||||
|
De wilde akelei (Aquilegia vulgaris) is een 45-60 cm hoge vaste plant uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae). De soort is zeer zeldzaam in Zuid-Limburg, maar komt elders verwilderd meer voor.
Algemeen[bewerken | brontekst bewerken]
De plant bloeit van mei tot juli met 3-5 cm grote bloemen, die vijf opvallend gepunte paarsblauwe, roodpaarse, roze of witte kroonbladen en talrijke meeldraden hebben. De punt wordt gevormd door een honingklier (nectarie). De vrucht is een kokervrucht.
Verspreiding[bewerken | brontekst bewerken]
De standplaats van deze planten is op vochtige, beschaduwde grassige plekken en op lichte plaatsen in een loofbos. De plant komt van nature voor in de gematigde zones van Europa en Azië. Vroeger werd de plant ook veel op begraafplaatsen aangeplant.
Toepassingen[bewerken | brontekst bewerken]
Alle delen van de plant zijn zwak giftig, Er werd in de volksgeneeskunst werking tegen reumatiek en mond- en keelontstekingen aan toegeschreven. Hildegard van Bingen beschreef de plant reeds in de 12e eeuw.[1]

Voetnoten
Externe links
|