Bedektzadigen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Bedektzadigen
Rode roos
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
clade
Bedektzadigen
Bedektzadigen op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De bedektzadigen (wetenschappelijke naam: Angiospermae) zijn binnen de landplanten (Embryophyta) naar soortenrijkdom en aandeel in de biomassa op Aarde de belangrijkste groep. Naar schatting bestaan er 369.000 soorten. Ze worden gekenmerkt door bloemen en doordat ze zich voortplanten door middel van zaden in vruchten.

In traditionele classificaties bestonden de zaadplanten, Spermatophyta (of soms Anthophyta of Phanerogamae) uit twee groepen:

  • de naaktzadigen, Gymnospermae en
  • de bedektzadigen, Angiospermae.

Het verschil is dat bij de naaktzadigen de zaden niet in een vruchtbeginsel maar 'naakt' liggen, bijvoorbeeld in een dennenkegel op de kegelschubben.

De naam "bedektzadigen" is een vertaling van de wetenschappelijke naam Angiospermae.

Levenscyclus[bewerken | brontekst bewerken]

Levenscyclus van zaadplanten
zaad  →  verspreiding,
dormancy, kieming
 →  kiemplant
generatieve
voortplanting
groei
 
ontwikkeling van
voortplantingsorganen
 
voortplantings-
stadium
jeugd-
stadium

 
vegetatieve voortplanting,
en verjonging

 
veroudering
ouderdoms-
stadium

De levenscyclus bij zaadplanten loopt van zaad tot zaad.[1] De zaden vormen de belangrijkste diasporen van de zaadplanten (naaktzadigen en bedektzadigen). De bedektzadigen vormen vruchten met zaden, die voor de verspreiding kunnen zorgen. De verspreiding (disseminatie) van de zaden (en van de eenzadige vruchten) begint met het verlaten van de moederplant. De ontwikkeling van de kiemplant begint met de kieming van het zaad. Een kiemplant is een jonge plant, die zich ontwikkelt uit het embryo in het zaad.

Zaden en vruchten[bewerken | brontekst bewerken]

Zie Zaad (plant) en Vrucht (plant) voor de hoofdartikelen over dit onderwerp.

Bij de bedektzadigen liggen de zaden in een vrucht. In sommige gevallen zijn deze vruchten onopvallend, zoals bij een eikel, waar de vruchtwand slechts een heel dunne bedekking van het zaad vormt. In andere gevallen zijn de vruchten heel opvallend, zoals bij de tomaat.

Bloemen[bewerken | brontekst bewerken]

Schema van een bloem
Zie Bloem (plant) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Alle planten die tot de bedektzadigen horen, hebben hun organen voor geslachtelijke voortplanting in de vorm van bloemen (met de zaadknoppen in vruchtbeginsels), hoe onopvallend ook (zoals bij de grassen en sommige loofbomen). Een volledige, tweeslachtige bloem heeft vijf kransen met bloemdelen: van buiten naar binnen de kelk, de bloemkroon, twee kransen met meeldraden en een of meer stampers.

De naam bloemplanten is een vertaling van de wetenschappelijke naam Anthophyta. De andere groep zaadplanten (Spermatophyta) zijn de naaktzadigen hebben dan ook geen bloemen en hebben de zaadknoppen niet in vruchtbeginsels maar op schubben of asjes. Tot de naaktzadigen behoren onder andere de coniferen.

Taxonomie[bewerken | brontekst bewerken]

Deze groep is altijd erkend als een natuurlijke groep, van planten die duidelijk onderling verwant zijn. In de loop van de tijd is een aantal verschillende namen voor deze groep gebruikt, waarbij de naam Angiospermae een directe beschrijving van het belangrijkste onderscheidende kenmerk is.

Angiospermae[bewerken | brontekst bewerken]

Deze naam wordt bijvoorbeeld gebruikt door het Wettstein systeem (laatste versie gepubliceerd in 1935). Aldaar worden de bedektzadigen onderverdeeld in twee groepen: de Dicotyledones, de dicotylen of tweezaadlobbigen en de Monocotyledones, de monocotylen of eenzaadlobbigen.

Magnoliophyta[bewerken | brontekst bewerken]

Arthur Cronquist die in 1981 een veelgebruikte classificatie publiceerde, het Cronquist systeem, gebruikte een standaardaanduiding. Cronquist duidde de bedektzadigen aan met de naam Magnoliophyta, een naam in de rang van afdeling (divisio of fylum), gevormd uit de familienaam Magnoliaceae. In de Heukels tot en met de 22e druk werd dit omgezet naar Magnoliopsida, een naam in de rang van klasse.

Ook Cronquist maakte de onderverdeling in de traditionele twee groepen, door hem genoemd:

  • de Liliopsida (in de 22e druk van de Heukels: Liliidae), de eenzaadlobbigen
  • de Magnoliopsida (in de 22e druk van de Heukels: Magnoliidae), de tweezaadlobbigen.

Angiosperms[bewerken | brontekst bewerken]

In de jaren negentig is het APG-systeem (1998) gepubliceerd (zie ook de eerste druk van het handboek van W.S. Judd en anderen). Dit gebruikte de informele naam "angiosperms", een gangbaar Engels woord voor deze groep (bijvoeglijk naamwoord "angiosperm"). Dit is dus geen formele botanische naam, met een rang, maar de naam voor een clade. Bij APG is de traditionele tweedeling verlaten: de eenzaadlobbigen worden gehandhaafd, als clade onder de naam "monocots", de normale Engelse naam, maar de tweezaadlobbigen blijken niet handhaafbaar. De belangrijkste andere groep in het systeem zijn de "eudicots", die de typische tweezaadlobbigen bevat, met de voor die groep typische kenmerken. De atypische tweezaadlobbigen worden ongeplaatst gelaten.

Dit systeem is later herzien als APG II (2003), waarbij een derde hoofdgroep onderscheiden wordt, de "magnoliids". In 2009 is het APG III-systeem gepubliceerd.

De 23e druk van de Heukels (2005) volgt APG II. Om precies te zijn: het is gebaseerd op de 3e editie van The Plant-book (aangekondigd voor 2008, nog te verschijnen) dat op zijn beurt een modificatie gebruikt van APG II. Door de Nederlandstalige Wikipedia wordt deze indeling als geautoriseerde bron gehanteerd voor de indeling van de bedektzadigen onder de verwijzing. Bij APG heten de bloemplanten "angiosperms", met als belangrijkste groepen de "monocots" en de "eudicots", in de Heukels vertaald als Bedektzadigen, Eenzaadlobbigen en Tweezaadlobbigen. Omdat de tweezaadlobbigen in de 23e druk van de Heukels een andere (kleinere) groep zijn dan de traditionele Tweezaadlobbigen (zoals in de 22e druk), worden ze hier aangeduid als 'nieuwe' Tweezaadlobbigen.

Het APG III-systeem, de opvolger van het APG II-systeem, is gepubliceerd in oktober 2009, 6½ jaar na de publicatie van het APG II-systeem.[2][3][4]

Angiospermae[bewerken | brontekst bewerken]

Ook onder de PhyloCode is een naam gepubliceerd: /Angiospermae Lindley 1830. Deze naam kan pas gaan gelden als de PhyloCode in werking treedt.

Fylogenetische stamboom van de Tracheophyta, vaatplanten
een polyfyletische groep
wordt ook gerekend tot polyfyletisch groep

Toepassing[bewerken | brontekst bewerken]

Bijna alle voedselplanten van de mens zijn bedektzadigen, zoals granen als tarwe, mais en rijst en alle fruit- en groentensoorten. De families met de meeste soorten zijn:

  1. Composietenfamilie (Compositae of Asteraceae): 25.000 soorten
  2. Orchideeënfamilie (Orchidaceae): 18.000
  3. Vlinderbloemenfamilie (Leguminosae of Fabaceae): 17.000
  4. Grassenfamilie (Gramineae of Poaceae): 9000
  5. Sterbladigenfamilie (Rubiaceae): 7000
  6. Wolfsmelkfamilie (Euphorbiaceae s.l.): 5000
  7. Kaasjeskruidfamilie (Malvaceae): 4300
  8. Cypergrassenfamilie (Cyperaceae): 4000

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Zie de categorie Angiosperms van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.