Naar inhoud springen

Arca (geslacht)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Der Belsj (overleg | bijdragen) op 28 feb 2020 om 14:12. (→‎Vergelijkbare geslachten)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Arca
Fossiel voorkomen: Jura tot recent
Arca (geslacht)
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dierenrijk)
Onderrijk:Metazoa
Stam:Mollusca (Weekdieren)
Klasse:Bivalvia (Tweekleppigen)
Onderklasse:Pteriomorphia
Orde:Arcoida
Superfamilie:Arcoidea
Familie:Arcidae (Arkschelpen)
Geslacht
Arca
Linnaeus, 1758
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Arca op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Arca is een geslacht van weekdieren, dat fossiel bekend is vanaf het Jura. Tegenwoordig bestaan er nog enkele soorten van dit geslacht.

Beschrijving

De even scharnierende, meestal bolvormige behuizingen zijn middelgroot tot groot en bereiken een maximale lengte van ongeveer tien centimeter. Ze zijn bijna trapeziumvormig tot rechthoekig, bij sommige soorten wordt de grootste breedte bereikt in het achterste deel van de behuizing. Ze zijn altijd aanzienlijk langer dan hoog (meestal L / H-index> 1,5 tot meer dan 2). De brede wervels staan ver uit elkaar en zijn naar voren gebogen. Ze liggen voor het midden van de dorsale marge, d.w.z. de behuizing achter de vortex is altijd min of meer aanzienlijk langer dan vóór de vortex. Een byssus is altijd aanwezig. Het doorgangspunt voor de byssus bevindt zich ongeveer in het midden van de ventrale marge. Op dit punt gaan de kleppen open, zelfs wanneer de behuizing is gesloten. Een min of meer uitgesproken rug (carina) loopt van de wervels naar de overgang van de achterste marge naar de ventrale marge. De achterste marge is vaak min of meer ingesprongen. De ventrale marge is niet gekarteld. De behuizingen zijn echter vaak nogal variabel binnen één type.

De rand van het slot is lang, recht of licht gebogen of gebogen met veel vergelijkbare tanden. De tanden zijn verticaal of schuin tot bijna parallel aan de rand van het kasteel. Tussen de wervels ligt het brede ligamentveld met ruitvormige patronen en vaak met ribbels. De versiering bestaat uit sterke radiale en concentrische ribben die een rasterpatroon kunnen vormen. Veel Arca-soorten zijn gekleurd met levendige patronen. Veel soorten hebben eenvoudige ogen aan de rand van de vacht. De lengte van de schelp bedraagt ± 5 tot 7½ cm.

Vergelijkbare geslachten

De behuizing van de Barbatia-soort is meestal iets kleiner en langwerpiger-eivormig. Ze zijn meestal plat, d.w.z. niet bijzonder opgeblazen. De dorsale marge strekt zich niet uit over de gehele lengte van de behuizing. Een kiel van de wervel naar de achterrand ontbreekt op het achterste behuizingsdeel, of er wordt alleen een zwakke kiel gevormd. Het geslacht Acar heeft daarentegen omhulsels die niet of slechts een heel klein beetje aan de ventrale rand opengaan. De rug van de wervel naar de achterste rand is meestal niet erg uitgesproken.

Geografische verspreiding en habitat

De soort van het geslacht bewoont wereldwijd warme en tropische zeeën, slechts een paar soorten komen zelfs op gematigde breedten voor. De meeste van hen zijn inwoners van ondieper water van het getijdengebied tot ongeveer 100 meter waterdiepte. Slechts enkele soorten dringen door tot grotere diepten.De soorten van het geslacht Arca zijn meestal bewoners van een harde ondergrond die zich met Byssus-draden aan het harde substraat hechten.

Soorten

De Paleobiology-database bevat meer dan 80 (verdere) fossiele soorten, die ondertussen al zijn toegewezen aan andere geslachten. De moeilijkheid bij het benoemen van een betrouwbaar aantal soorten is dat het geslacht Arca vroeger veel breder was, maar nu is verdeeld in een paar kleinere geslachten. Veel soorten bleven zonder revisie bij het geslacht Arca, maar zouden waarschijnlijk in een van de Arca's afgezonderde geslachten kunnen voorkomen. De MolluscaBase behandelt de volgende geslachten als synoniemen: Byssoarca (Swainson, 1833, Cibota Mörch, 1853), Daphnoderma (Poli, 1795), Navicula (Blainville, 1825) en Tetrarca (F. Nordsieck, 1969). Huber (2010) laat in totaal vier groepen binnen het geslacht Arca, maar hij scheidt ze niet in termen van vorm en nomenclatuur. Dit zijn Arca (Arca) = Arca s. st. of de noae-groep, Arca (Tetrarca) (Nordsieck, 1969) of de tetragona-groep (met Arca tetragona (Poli, 1795), Arca acuminata (Krauss, 1848) en Arca ocellata (Reeve, 1844)), de zogenaamde avellana-groep met Arca patriarchalis (Röding, 1798) (= avellana (Lamarck, 1819)), Arca imbricata (Bruguière, 1789), Arca mutabilis (GB Sowerby I, 1833), Arca turbatrix (Oliver & Cosel, 1993), Arca ventricosa (Lamarck, 1819) en Arca volucris (Reeve, 1844) en een vierde groep, die wordt gekenmerkt door Arca boucardi (Jousseaume, 1894).

Literatuur

  • Rudolf Kilias: Lexikon Marine Muscheln und Schnecken. 2. Aufl., 340 S., Verlag Eugen Ulmer, Stuttgart 1997 ISBN 3-8001-7332-8 (S. 25)
  • Raymond Cecil Moore (Hrsg.): Treatise on invertebrate paleontology. Mollusca, 6, Bivalvia 1. XXXVIII, 489 S., New York, 1969 (S.N250/N252).
  • Fritz Nordsieck: Die europäischen Meeresmuscheln (Bivalvia). Vom Eismeer bis Kapverden, Mittelmeer und Schwarzes Meer. 256 S., Gustav Fischer Verlag, Stuttgart 1969 (S. 19)