Asphodeline
Asphodeline | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gele affodil (Asphodeline lutea) | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Geslacht | |||||||||||||||
Asphodeline Rchb. (1830) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||||
Asphodeline op Wikispecies | |||||||||||||||
|
Asphodeline is een geslacht van vaste planten uit de affodilfamilie (Asphodelaceae). Er zijn waarschijnlijk ruim een dozijn soorten, die in het wild vooral in het Middellandse Zeegebied voorkomen, maar ook tot in de Kaukasus. In Nederland is het geslacht vooral bekend als tuinplant. Er zijn winterharde, overblijvende soorten. De bladeren zijn lange en smal en de bloemstengels zijn ongeveer 80 cm hoog.
Kweek
[bewerken | brontekst bewerken]Vanwege de Mediterrane oorsprong hebben deze planten veel zon nodig (7 uur per dag). Een rotsachtige, goed doorlatende grond is optimaal. Op te vochtige grond rot de plant snel weg.
Strenge winters kunnen fataal zijn. Daarom dient de plant in de winter met stro of ander warmteabsorberend materiaal te worden bedekt.
Soorten
[bewerken | brontekst bewerken]Een selectie van de soorten:
- Gele affodil (Asphodeline lutea): tot 1 m hoog, driehoekige bladeren, geelgroene bloemen in dichte trossen van april tot mei.
- Asphodeline tausica: lijkt veel op bovenstaande, maar witte bloemen.
-
Asphodeline lutea
-
Asphodeline lutea
-
Asphodeline lutea
-
Asphodeline taurica
- Wijlen, Ing. A. van. Grote Tuinplanten Encyclopedie, Zuid-Nederlandse Uitgeverij Aartselaar, 1980.