Naar inhoud springen

Belgische vluchtelingen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Look Sharp! (overleg | bijdragen) op 19 nov 2013 om 19:09. (Wijzigingen door 91.180.179.94 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Apdency)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog, tussen 1914 en 1918, vluchtten tienduizenden Belgen de grens over naar Nederland. Deze vluchtelingen waren zowel burgers die vreesden voor het oorlogsgeweld en de vermeende wreedheden van de Duitsers, als militairen die ofwel deserteerden of van hun legereenheid waren afgesneden.

Duitse opmars

Zie Duitse opmars door België tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Officieel was België net als Nederland neutraal tijdens de oorlog. In 1904 was het nieuws al uitgelekt dat de Duitsers desondanks het plan hadden door België naar Frankrijk te trekken. Hierop waren voorzorgsmaatregelen getroffen, waaronder het invoeren van de dienstplicht.

Op 4 augustus 1914 viel Duitsland België binnen, zonder formele oorlogsverklaring. Al meteen na de inval kwam de vluchtelingenstroom richting Nederland op gang. De eerste dag al kwamen 52 Belgische soldaten naar Nederland. Toen op 10 oktober 1914 Antwerpen viel, vluchtten naar schatting 40.000 soldaten en 1 miljoen burgers naar Nederland. Een andere schatting van E.H. Kossmann en H. Pirenne noemt ten minste een half miljoen vluchtelingen uit Antwerpen, van wie honderdduizenden naar Nederland.[1] Onder de vluchtende soldaten bevonden zich eveneens bijna 1600 Britten van de First Royal Naval Brigade.

Militaire vluchtelingen

Het Belgenmonument te Amersfoort.

Volgens de Vredesconferentie van Den Haag van 18 oktober 1907 moest Nederland als neutraal land in een tijd van oorlog alle militairen die naar het land vluchtten ontwapenen en interneren.

De eerste soldaten werden ondergebracht in Alkmaar in een leegstaande kazerne. Later werden ook kazernes in Amersfoort, Harderwijk, Groningen en Oldebroek voor internering van gevluchte militairen gebruikt. De kazerne in Oldebroek werd op 1 september 1916 weer opgeheven. In Alkmaar werden aanvankelijk eveneens gevluchte Duitse militairen ondergebracht, maar omdat dit regelmatig tot conflicten leidde tussen hen en de Belgische militairen werden zij overgebracht naar Kamp Bergen. Om aan internering te ontkomen, probeerden sommige militairen in burgerkleding door te vluchten naar Engeland.

Omdat de meeste kazernes te klein waren voor de grote stroom militaire vluchtelingen, werden in de nabijheid al snel tentenkampen opgericht. Nabij Amersfoort verrees op bevel van minister van Oorlog Nicolaas Bosboom het Kamp Zeist, bestaande uit houten barakken. Officieel heette het kamp destijds Interneringskamp Amersfoort - Legerplaats bij Zeist. De geïnterneerden begonnen in 1916 aan de bouw van een monument, dat de waardering moest uitdrukken voor de genoten gastvrijheid. Onder leiding van de Belgische architect Huib Hoste kwam op de Amersfoortse Berg het Belgenmonument tot stand.

Vanaf 1917 werden aparte kampen opgericht voor deserteurs. Tevens werden voor getrouwde militairen speciale dorpen gebouwd nabij de kampen, zodat hun gezinnen in hun buurt konden blijven wonen. Enkele van deze dorpen waren: Alberts’ Dorp, Elizabeth-Dorp, Nieuwdorp, Leopold’s Dorp, Heidekamp, Boschkant en Moensdorp.

Na verloop van tijd werden steeds meer geïnterneerde militairen te werk gesteld in Nederlandse bedrijven, daar de meeste Nederlandse mannen vanwege de mobilisatie dienst hadden moeten nemen in het leger. In totaal werd 46,2% van de militairen te werk gesteld.

Op 11 november 1918 eindigde de oorlog, maar pas nadat Nederland de wapenstilstandsovereenkomst had ondertekend kon worden begonnen met het vrijlaten en terug naar huis laten keren van de militairen.

Burgervluchtelingen

De burgervluchtelingen die naar Nederland kwamen, werden zo goed mogelijk ondergebracht op verschillende locaties in het land. Al op 12 oktober 1914 begon de Belgische regering met Duitsland te onderhandelen over de terugkeer van de burgers. Nederland hield zich afzijdig in deze onderhandelingen. Vanaf november 1914 konden de meeste burgers echter alweer huiswaarts keren. In mei 1915 waren er nog 105.000 burgervluchtelingen in Nederland; een aantal dat de rest van de oorlog ongeveer constant bleef.

Aanvankelijk liet de regering de opvang van de burgervluchtelingen zo veel mogelijk aan particulieren over, maar uit angst voor anti-Duitse rellen en betogen onder de vluchtelingen werd besloten tot het oprichten van bewaakte opvangkampen. Het eerste kamp dat verrees was Vluchtoord Nunspeet. Daarna volgde vluchtoord Ede en verder nog de kampen bij Amersfoort, Bergen op Zoom, Roosendaal, Tilburg, Hontenisse, Baarle-Nassau, Amsterdam, Scheveningen, Oldebroek en Veenhuizen. De kampen bestonden uit ofwel tenten, of barakken met woon- en slaapvertrekken.

Binnen de kampen werden vluchtelingen onderverdeeld in drie categorieën, afhankelijk van hoe gevaarlijk men hun achtte:

  • gevaarlijke of ongewenste elementen
  • de minder gewenste elementen
  • de fatsoenlijke behoeftigen

Mede door deze manier van indelen gaven de meeste burgervluchtelingen er de voorkeur aan toch terug naar België te keren. Burgervluchtelingen konden bij ongewenst gedrag tevens het land uit worden gezet conform de Vreemdelingenwet 1849.

In maart 1915 schonk Denemarken Nederland een geldbedrag van 325.000 gulden, waarmee eenvoudige, verplaatsbare woningen konden worden gebouwd voor de vluchtelingen. Deze huizen werden ook geplaatst bij Vluchtoord Ede (Deens Dorp), Uden (Villa-Dorp), Gouda, Amsterdam (Alida Jacobsdorp) en Zierikzee.

Net als bij de militaire vluchtelingen, begon eind 1918 de massale terugkeer van de burgervluchtelingen naar België. In januari en februari 1919 keerden de laatste burgers terug.

Draadversperring

De draadversperring langs de grens van België met Nederland.
Zie De Draad voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

In 1915 liet het Duitse leger een circa 200 kilometer lang stroomhek aanleggen langs de grens van België met Nederland. Tot aan het eind van de oorlog was de onder hoogspanning staande draadversperring in werking. Geschat wordt dat tussen de 500 en 3000 mensen, waaronder Belgische vluchtelingen, erin zijn omgekomen.

Literatuur

  • Evelyn de Roodt, Oorlogsgasten. Vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog (Zaltbommel 2000)
  • Geert Laporte, Belgische geïnterneerden in Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog 1914-1918. Onderzoek naar de levensomstandigheden en de politieke stromingen in de kampen, Rijksuniversiteit Gent, 1980-1981 (licentiaatsverhandeling)

Zie ook