Naar inhoud springen

Gebruiker:2A02:A446:2978:1:2CEB:CE9F:CB19:2D8E/Kladblok

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zeelust/De Suikerfabriek 1733
Voorzijde aan de Hoge Nieuwstraat 117/119/121 (centrum Dordrecht).
Status en tijdlijn
Oorspr. functie Raffinage van suikerriet (1733-1832); pakhuis en vrij entrepot (1832-1962)
Huidig gebruik Appartementen en kantoren
Start bouw 1733
Verbouwing ca. 1793 verbouwing gevel tot huidig aanzicht
Restauratie 1973-1794 (Nieuwe naam: 'Suikerfabriek 1733')
Verdiepingen vijf verdiepingen (ten tijde van oprichting één van de grootste gebouwen in Dordrecht)
Bouwinfo
Eigenaar 1e eigenaar Johannes Baltus en Co.
Erkenning
Monumentnummer nr. 13471 Rijksmonument nr. 13471
Portaal  Portaalicoon   Civiele techniek en bouwkunde

Dordrecht was één van de belangrijke suikersteden van Nederland. Er waren meerdere suikerraffinaderijen in de stad. Van 1733 tot 1832 was het pand als suikerraffinaderij in gebruik. Het pand bestaat nog steeds, al heeft het andere gebruiksfuncties gekregen.

Naam[bewerken | brontekst bewerken]

Het pand heeft gedurende de suikerraffinageperiode geen naam gehad. Na 1832 kreeg het de naam ‘Zeelust’ en recentelijk ‘’De Suikerfabriek 1733’.

De oprichting[bewerken | brontekst bewerken]

In 1732 en 1733 werden er woonhuizen aan gesloopt om tussen de Hoge Nieuwstraat 117-119-121 (voorzijde) en de Binnen Walevest 98 (achterzijde) een gebouw van vijf verdiepingen neer te zetten voor de raffinage van suikerriet. Beide kanten van het gebouw lagen aan water, zodat aan- en afvoer mogelijk was. Het gebouw was één van de grootste gebouwen in Dordrecht. De oprichters waren Johannes Baltus, Abraham Selis en Coenraad Morks. De firma kreeg de naam ‘Baltus en Co.’

Suikerraffinadeurs in Dordrecht[bewerken | brontekst bewerken]

Al vanaf het WIC-tijdperk waren Dordtse regenten betrokken bij rietsuikerplantages, slavenhandel, suikertransport en raffinage in Dordrecht. De Dordtse suikerraffinadeurs waren meestal rijk. Opvallend is dat ze van afkomst vaak van Duits en Luthers waren, en dat er sprake was van een gesloten gemeenschap met overlap van belangen. Ook gold het principe: “Suiker trouwt suiker”. Zo was oprichter Balthuis vanaf 1754 ook mede-eigenaar van de suikerraffinaderij ‘Stokholm’ in Dordrecht.

Nieuwe eigenaren[bewerken | brontekst bewerken]

Door overerving kwam het eigendom anders te liggen. Uiteindelijk werd door erfgenamen in 1793 de suikerraffinaderij verkocht aan Petrus Diederich Backer. Deze eigenaar liet de gevel van het 18e-eeuwse gebouw aan de voorzijde verbouwen tot wat het nu nog steeds is. Ook hij raakte betrokken bij andere suikerraffinaderijen in de stad.

Verval[bewerken | brontekst bewerken]

Vanuit plantages werd het halffabricaat van rietsuiker geleverd aan de suikerraffinaderijen in Dordrecht. Door de inlijving bij Frankrijk, stagneerde de aanvoer van de suikerrietplantages. Backer kwam in 1816 in liquiditeitsproblemen.

Einde raffinagefunctie[bewerken | brontekst bewerken]

Na het faillissement van Backer werden de suikeractiviteiten in 1832 definitief beëindigd. Het pand werd een pakhuis van 1832-1901 en van 1901 tot 1967 een vrij entrepot. Na restauratie in 1973-1974 werden er kantoren en bedrijven in gevestigd. Momenteel heet het complex ‘Suikerfabriek 1733’, hierbij verwijzend naar de oorspronkelijke functie. Het lot van de raffinaderij is exemplarisch voor de geleidelijke neergang van de suikerrietverwerking in Dordrecht. In 1870 sloot als laatste de ‘Amsterdam’ van raffinaderij van Leendert Dupper Wzn.. De ‘beetsuiker’ (uit suikerbiet), werd vanaf 1861 geproduceerd in de Beetsuikerfabriek Dordrecht. Hierdoor was het verwerken van suikerriet niet meer concurrerend.

Verder Lezen[bewerken | brontekst bewerken]

  • Sigmond, K. en de Meer, Sj.; Jaarboek 2012, Een Zoete Belofte (Suikernijverheid in Dordrecht (17e-19e eeuw); Historische Vereniging Oud-Dordrecht; 2013; p. 140-146.
  • Blokland, H.W.G.; 300 jaar Handel in Suiker te Dordrecht 1695-1905; www.blokland.dordtenazoeker.nl/home_4.htm