Gebruiker:Jlthkoch/win b

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het basisexamen inburgering toetst de basiskennis van de Nederlandse taal en samenleving en moet door iedere vreemdeling van 18 tot 65 jaar (mits deze langer dan drie maanden naar Nederland wil komen) worden afgelegd. Een wetsvoorstel hiertoe is op 5 april 2005 welke op 19 januari 2006 i aangenomen. Sinds 15 maart 2006 is deze wet ingevoerd.

Vrijwel iedere vreemdeling die een gezin wil vormen (zgn. gezinsvorming) met iemand in Nederland of zich wil herenigen met familieleden die al in Nederland wonen (zgn. gezinshereniging) en mensen met die in Nederland een geestelijk beroep zoals bijvoorbeeld een imam of predikant willen uitoefenen vallen onder deze plicht.

Men legt het examen mondeling bij de Nederlandse ambassade in het eigen land af middels een verbinding met een sprekende computer. Indien er in het eigen land geen Nederlandse ambassade is, kan men het examen in een buurland afleggen.

Een bewijs dat dit examen is gehaald is één van de voorwaarden om een Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) aan te kunnen vragen. Dit is een visum dat men nodig heeft om Nederland in te reizen.

Het "inburgeringstraject" bestaat uit een gedeelte in het land van herkomst en een gedeelte in Nederland. Dit examen mag dan ook niet verward worden met het examen dat in Nederland wordt afgenomen, hetgeen eveneens succesvol moet worden afgesloten om volledig aan de inburgeringsplicht te hebben voldaan.

Veel deskundigen, van bijvoorbeeld het TNO, twijfelen of een computer wel voldoende rekening kan houden met de diverse accenten van de geëxamineerden.

Het examen[bewerken | brontekst bewerken]

Het examen bestaat uit de volgende twee delen:

1. Kennis van de Nederlandse samenleving: Het examenonderdeel Kennis van de Nederlandse samenleving bestaat uit 30 vragen die gaan over de film "Naar Nederland". De vragen zijn in het Nederlands en men moet in het Nederlands antwoorden. Men krijgt daarvoor een boekje met foto’s en bij elke foto hoort één vraag.

2. Vaardigheden in de Nederlandse taal: Het examenonderdeel Nederlandse taal toetst of men een basisniveau Nederlands beheerst. Het examen toetst spreken en luisteren. Het onderdeel bestaat uit achtereenvolgens de volgende vijf delen met vier soorten opdrachten: zinnen nazeggen, korte vragen beantwoorden, tegenstellingen geven, zinnen nazeggen en twee keer een verhaaltje navertellen. Elk deel begint met een instructie in het Nederlands.

Uitzonderingen[bewerken | brontekst bewerken]

De volgende mensen hoeven het examen niet af te leggen:

Daarnaast kan het zijn dat iemand het examen niet kan afleggen omdat hij een ernstig blijvend lichamelijk probleem (zoals bijvoorbeeld doofheid, blindheid en doofstomheid) of mensen met ernstige geestelijke problemen, welke eveneens vrijgesteld kunnen worden voor het afleggen van dit examen, maar zij moeten zich in Nederland echter wel melden voor een onderzoek. De gemeente zal vervolgens beoordelen of men het inburgeringstraject in Nederland wél moet volgen.

Oefenen[bewerken | brontekst bewerken]

Om zich voor te bereiden op het basisexamen moet men de Nederlandse taal oefenen en enige kennis van de Nederlandse samenleving krijgen. Men mag zelf weten hoe men zich wil voorbereiden, hier zijn geen regels of cursussen voor. Wel is er een oefenpakket samengesteld, dat kan worden gekocht. Dit pakket bestaat uit een film over Nederland, een boekje met foto’s uit de film, een CD met alle examenvragen en drie codes waarmee men telefonisch een proefexamen "Nederlandse Taal" kan doen en een handleiding. Daarnaast is er in Nederland ook divers ander lesmateriaal beschikbaar. Tevens zijn er diverse bedrijven die in de thuislanden cursus inburgering aanbieden zodat kandidaten een goede kans hebben om deze examens te halen.