Naar inhoud springen

Gebruiker:Thieu1972/Kasteel van Sint Jansteen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Heerlijkheid Sint Jansteen
Vrije heerlijkheid
12e eeuw – 1795 Sint Jansteen 
Kaart
1745
1745
Regering
Regeringsvorm Vrije heerlijkheid
Staatshoofd Heer

De heerlijkheid Sint Jansteen of Sint Jan ten Steene was een heerlijkheid de Nederlandse provincie Zeeland. Het grondgebied van de heerlijkheid lag rondom het Zeeuws-Vlaamse dorp Sint Jansteen, ten zuiden van de stad Hulst.

De vermoedelijk eerste heer van de heerlijkheid was Zeger van Gent, die van 1190 tot 1199 de heerlijkheid in eigendom had. In 1170[1] had Zeger of zijn zoon hier een kasteel laten bouwen en hij stichtte een kapel, gewijd aan Johannes de Doper. De heerlijkheid werd vernoemd naar dit kasteel (ook wel Steen genoemd) en de kapel van Sint Jan: Sint Jan ten Steene. Bij de kapel en het kasteel ontstond een dorpje dat de naam Sint Jansteen ging dragen.

Zeger was burggraaf van Gent, maar dat was in die periode niet veel meer dan een eretitel. In 1199 trad Zeger toe tot de Tempeliers en daarom deed hij afstand van zijn bezittingen. Omdat zijn oudste zoon Arnulf reeds overleden was, droeg Zeger de heerlijkheid over aan zijn tweede zoon, eveneens Zeger genaamd. Deze Zeger II maakte de heerlijkheid los uit het bisdom Utrecht en bracht het onder bij het bisdom Doornik. In 1226 gaf hij het dorp diverse vrijheden en een vorm van zelfbestuur;[2] de heerlijkheid zelf werd nu afgescheiden van de Vier Ambachten en was een vrije heerlijkheid met de graaf van Vlaanderen als landsheer. Zeger II trouwde met Beatrix en het echtpaar ging wonen op haar kasteel te Wondelgem. Hij overleed in 1227 en werd door zijn zoon Hugo van Gent opgevolgd.

In 1232 overleed Hugo en hij liet de heerlijkheid en het kasteel na aan zijn gelijknamige zoon. Deze Hugo II droeg in 1240 de bezittingen over aan zijn broer Wouter, bijgenaamd Vilain. Wouter trouwde met Avezoete en hun zoon Alexander Vilain werd in 1262 vrijheer van Sint Jan ten Steene. Alexander huwde Isabella van Axel en zou de heerlijkheid nalaten aan hun zoon Wouter. Nog vóór 1306 overleed Wouter en hij liet Sint Jan ten Steene na aan zijn zoon Jan.

Jan Vilain was getrouwd met Maria van de Maalstede. In 1317 werd Jan echter vermoord op het grafelijk kasteel van Rupelmonde en zijn broer Philip volgde hem op.

In 1696 waren de heerlijkheid en het kasteel in bezit van Magdalena Vilain. De heerlijkheid viel sinds de Vrede van Münster (1648) en het grenstractaat (1664) onder de Republiek en Magdalena moest daardoor hulde brengen aan de Staten-Generaal, maar dat weigerde ze. Vervolgens werden haar bezittingen verbeurd verklaard en werd de heerlijkheid verkocht aan Jacob Wouters. Hij overleed in 1716 en zijn schoonzoon Willem Joachim van der Heijden erfde nu de heerlijkheid. In 1732 kocht Gijsbert van Hogendorp de heerlijkheid aan. Willem van Hogendorp liet in 1790 een gerechtshuis bouwen.

Het wapen van Sint Jansteen, met een verwijzing naar het kasteel van de heren van de heerlijkheid.

In 1795 kwam er officieel een einde aan de feodale rechten en verdween de heerlijkheid Sint Jansteen, maar het gebied bleef als gemeente bestaan tot 1970.[1] Het gerechtshuis diende voortaan als gemeentehuis.

Over de lotgevallen van het Steen van Sint Jansteen is nauwelijks iets bekend. Het werd gebouwd in de 12e eeuw maar het is onbekend hoe het er heeft uitgezien.

Waarschijnlijk diende het in de 18e eeuw vooral als zomerverblijf voor de ambachtsheren en woonden ze er dus niet het gehele jaar door. In 1747 was er nog een melding dat tijdens de oorlog tussen de Republiek en Frankrijk het dorp was afgebrand en dat het huis van de ambachtsheer ook schade had opgelopen, maar het is onduidelijk of het hier om het kasteel ging of een andere woning.

Het wapen van de voormalige gemeente Sint Jansteen toont een kasteel dat verwijst naar het Steen van de ambachtsheren.[3]