Hersendood

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Hersendood
Coderingen
DiseasesDB 1572
MeSH D001926
Portaal  Portaalicoon   Geneeskunde
Klinisch ethicus dr. Erwin Kompanje van ErasmusMC over de moeilijkheden bij het vaststellen van hersendood

Onder hersendood wordt verstaan het volledig en onherstelbaar verlies van de functies van de hersenen, inclusief de hersenstam en het verlengde merg.[1] De persoon kan niet meer zelfstandig ademhalen en het lichaam kan de bloeddruk en lichaamstemperatuur niet meer regelen (wel kan bij beademing het hart blijven kloppen, zie hartprikkel. Ook kunnen via het ruggenmerg verlopende reflexen nog aanwezig zijn). Deze toestand is juridisch gelijkgesteld aan de dood.

Als de eventuele beademing van een hersendode wordt gestopt, zullen alle organen en weefsels snel beginnen af te sterven.

Belang hersendoodverklaring voor orgaandonatie[bewerken | brontekst bewerken]

Een hersendode is een ideale orgaandonor, omdat de organen bij kloppend hart (en met beademing) in goede toestand blijven tot ze kunnen worden uitgenomen. De meeste gevallen treden op na ongevallen met schedelletsel of na een hersenbloeding.

Op een intensivecareafdeling kan het lichaam van een hersendode blijven functioneren door het toepassen van kunstmatige ademhaling. Wanneer iemand hersendood wordt verklaard, kan dat voor nabestaanden een moeilijk te verwerken mededeling zijn. Door de kunstmatige beademing ziet de hersendode er niet dood uit; lijkt te slapen, heeft een normale huidkleur en voelt nog warm aan. Op de monitor is de hartslag te zien. Op basis van de eerder genoemde criteria wordt deze persoon door artsen toch als overleden beschouwd.

Restfunctie[bewerken | brontekst bewerken]

Bij iemand die hersendood is, kunnen sommige lichaamsfuncties nog intact zijn. Zo kan een zwangere vrouw die hersendood raakt succesvol een zwangerschap afronden. Dat kan doordat de hypofyse, een klier die onderaan de hersenen hangt, niet altijd volledig beschadigd is. Deze klier speelt een centrale rol in de hormoonhuishouding.

Nederland[bewerken | brontekst bewerken]

Voor het vaststellen van de hersendood geldt in Nederland het hersendoodprotocol. Hier zijn altijd meerdere artsen bij betrokken. De tests bestaan uit diverse onderdelen waarmee artsen onderzoeken en meten of iemands hersenschors en hersenstam nog activiteit vertonen. Als ook maar uit een van die onderdelen blijkt dat er nog hersenactiviteit is, dan kan de hersendood niet worden vastgesteld.

Hersendoodprotocol[bewerken | brontekst bewerken]

Algemeen onderzoek om uit te sluiten dat er oorzaken van bewusteloosheid en reactieloosheid zijn die de hersendooddiagnose onbetrouwbaar maken. Dergelijke oorzaken kunnen zijn:

Klinisch neurologisch onderzoek uitgevoerd door een neuroloog of neurochirurg; hierbij wordt vastgesteld:

Aanvullend onderzoek De functie of de doorbloeding van de grote hersenen wordt onderzocht met een van de volgende drie tests:

  1. Een elektro-encefalogram (EEG) om te bepalen of er elektrische hersenactiviteit is.
  2. Transcranieel doppleronderzoek (TCD) ter beoordeling van de aanwezigheid van hersendoorbloeding.
  3. CT-angiografie (CTA) ter beoordeling van de aanwezigheid van hersendoorbloeding.

Als met EEG, TCD, of CTA is uitgesloten dat er nog hersenfuncties behouden zijn of dat de grote hersenen nog doorbloed zijn, dient het ontbreken van spontane ademhaling te worden aangetoond. Dit gebeurt door middel van de apneutest.[1]

Controverse[bewerken | brontekst bewerken]

Verschillende artsen en wetenschappers kritiseren de definitie van hersendood als de definitieve dood van de mens. Cardioloog Paolo Bavastro is bijvoorbeeld van mening dat de term 'hersendode persoon' een 'kwaadaardige misleiding' is, aangezien een persoon met hersenfalen een persoon is wiens hersenen aanzienlijke schade hebben geleden en 'een ernstig zieke, stervende persoon', maar 'nog niet dood.' Artsen kunnen bij hersendode personen nog steeds hartslag voelen, hun lichaamstemperatuur wordt geregeld, urine en ontlasting kunnen worden uitgescheiden, ze kunnen zweten, en zelfs antilichamen produceren, mannen kunnen erecties krijgen en vrouwen kunnen zwanger worden en gezonde kinderen baren. Het idee dat "alleen hersenactiviteit een mens tot mens maakt" en "dat de dood van de hersenen ook de dood van de mens betekent" is volgens Bavastro achterhaald.[2][3] Andere critici zijn van mening, dat het begrip hersendood eigenlijk geen diagnose, maar een prognose is - een prognose die er bovendien in vele gevallen naast zit omdat het sterven in feite een proces is en geen toestand.[4] Dit zou ook verklaren waarom het feitelijke sterfmoment bij hersendood niet precies kan worden vastgesteld. Medisch gezien kan de hersendood echter wel worden vastgesteld.

Lichamelijk gezien is iemand die hersendood is, in feite levend, omdat hart en bloedsomloop nog functioneren en de organen nog van zuurstof worden voorzien. Ook wordt gesteld dat EEG's slechts maximaal 20 procent van de hersenactiviteit kunnen meten en o.a. de (mogelijke) activiteit van de hypothalamus buiten beeld blijft. Bovendien worden er in verschillende landen verschillende definities van hersendood gehanteerd.[5] Belangrijker nog is dat bepaalde reflexen bij hersendood verklaarde personen nog wél functioneren, waarvan de belangrijkste de Lazarus-reflex wordt genoemd: "In ongeveer 75% van de gevallen maakt de hersendood verklaarde persoon bij de start van de operatie afwerende gebaren en komt zelfs een stukje overeind."[6] Om die reden worden bij orgaanverwijdering vaak spierverslappende middelen toegediend, of wordt de patiënt op de operatietafel vastgebonden. Ook wordt er vanuit wetenschappelijke hoek kritiek uitgeoefend op de apneutest, het tijdelijk stilleggen van de beademing, om vast te stellen of de patiënt niet tóch zelfstandig kan ademen. Onvoldoende vast staat dat die test zelf niet de hersenfuncties aantast.[7]

Jan Kerkhoffs uit Melick overleefde ook na langdurig coma in 1992. Een week nadat nabestaanden tegenover behandelend artsen elke vorm van orgaandonatie weigerden, ontwaakte Kerkhoffs uit zijn coma en herstelde bijna volledig.[8] In Nederland is er een verplicht Hersendoodprotocol. Als dat protocol helemaal is doorlopen, dán pas kan hersendood worden vastgesteld. Bij Jan Kerkhoffs was dit protocol niet of niet helemaal doorlopen; in 1992 was er nog geen officieel protocol. Kerkhoffs was dus niet hersendood, maar in een coma. Hij schreef er ook een boek over: Droomvlucht in coma. Volgens hem had het ziekenhuis al wel met zijn familie gesproken over orgaandonatie, wat voor de verwarring zorgde.

Zie ook[bewerken | brontekst bewerken]