Naar inhoud springen

Humboldtpinguïn

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Hwdenie (overleg | bijdragen) op 19 mei 2018 om 13:00.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Humboldtpinguïn
IUCN-status: Kwetsbaar[1] (2017)
Humboldtpinguïn
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Chordata (Chordadieren)
Klasse:Aves (Vogels)
Orde:Sphenisciformes (Pinguïns)
Familie:Spheniscidae (Pinguïns)
Geslacht:Spheniscus
Soort
Spheniscus humboldti
Meyen, 1834
Verspreidingsgebied
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Humboldtpinguïn op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Vogels

De humboldtpinguïn (Spheniscus humboldti) is een koloniebroeder van de kust van Peru en Chili. De soort dankt haar naam aan de Duitse wetenschapper en ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt.

Kenmerken

De vogel is in hoofdzaak grijszwart met een zilverwitte buikzijde, een zwarte band over de borst en een witte wenkbrauwstreep. Rond de snavelbasis heeft het dier een roze partij. Eens per jaar ruien ze, waarbij het oude verenkleed verdrongen wordt door een glanzend nieuw verenpak. De poten zijn zwart. De lichaamshoogte bedraagt 56 tot 66 cm en het gewicht 4 tot 5 kg.

Leefwijze

In ondiep water wordt jacht gemaakt op kleine scholenvissen, zoals ansjovissen en sardines.

Voortplanting

Humboldtpinguïns leggen meestal twee eieren, die door beide ouders worden uitgebroed in nesten onder de grond of in holen. De broedtijd bedraagt ongeveer 32 dagen.

Verspreiding

Lang niet alle pinguïnsoorten zijn gebonden aan koude streken op of in de buurt van het zuidpoolgebied. De humboldtpinguïn bijvoorbeeld komt voor langs de kust van Peru en Chili, waar de koude, maar voedselrijke Humboldtstroom aan het oppervlak komt. Eens broedde hij daar in holen in de guano. Het winnen van deze vogelmest heeft daar echter een eind aan gemaakt en heeft het aantal humboldtpinguïns sterk teruggebracht. Aantastingen van de habitat en ratten hebben de aantallen ook teruggebracht. In 2013 werd hun aantal op circa 50.000 geschat.[2]