Johan Sickinghe

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Johan Sickinghe (circa 1360 - † 15 juni 1421 of 1445) was raadsheer en burgemeester van de Nederlandse stad Groningen.

Zegel van Feyo Sickinghe, zoon van Johan, met als wapenspreuk Regier met fester hand. Ongeveer 1450.

Leven[bewerken | brontekst bewerken]

Johan, telg uit het oud adellijke Groninger regentengeslacht Sickinghe, werd geboren als zoon van Lubbert Sickinghe (ca.1320 - ca.1390); tussen 1354 en 1383 herhaaldelijk burgemeester van de stad Groningen en zijn vrouw Aleid.

Sickinghe was eerst getrouwd met Gysele. Samen kregen zij een zoon genaamd Lubbert Sickinghe. Later trouwde Johan met Jeije (Jey) Heemstra (†1456), dochter van de ridder van Dokkum Feye van Heemstra (†1436).[1] Met haar kreeg hij vier kinderen; Evert Sickinghe (†1472), Feije Sickinghe (†1472); heer borg te Winsum, Ludolf Sickinghe (circa 1380 - circa 1458)[2] en Ide Sickinghe. Hun zoon Evert Sickinghe was student aan de Universiteit van Keulen in 1432, hoofdman in 1438 en 1439, redger te Baflo (1447), Winsum (1462) en Den Andel (1465), hoofdeling te Winsum (1457-1470) en proost van Loppersum (1447-1465).[3][4][5] Hun zoon Ludolf (Luloff) Sickinghe (circa 1380 - circa 1458) was raadsheer, burgemeester van Groningen en lid van de Raad te Groningen.

Johan was de grootvader van Peter Sickinghe (1455-1532); burgemeester van Groningen en een beroemd staatsman.

Werk[bewerken | brontekst bewerken]

Sickinghe was in 1407 en 1411 burgemeester van de stad Groningen. Na zijn termijn in 1411 volgt zijn zoon, Ludolf Sickinghe (circa 1380 - circa 1458) hem op als een van de vier burgemeesters van de stad. In 1424 kwam Johan samen met zijn zoons Lubbert en Ludolf onder de brouwers voor.[6] In 1434 ontving hij samen met zijn zoon Evert Sickinghe (†1472) het gildrecht van Groningen.

Het oproer te Groningen op 23 oktober 1413, afgebeeld door Carel Christiaan Anthony Last

Rol bij het oproer in 1413[bewerken | brontekst bewerken]

De partijtwisten tussen de Schieringers en Vetkopers kwamen in 1413 tot een hoogtepunt. De gebeurtenissen in dit jaar waren de aanleiding tot de Grote Friese Oorlog.

Een uit de hand gelopen vete tussen de Oost-Friese Hoofdelinggeslachten Tom Brok en Abdena resulteerde erin dat Keno tom Broke de stad Emden, het machtscentrum van de familie Abdena, op 21 oktober 1413 aanviel en veroverde. Hisko Abdena, proost van Emden, sloeg hierop op de vlucht richting de Ommelanden. Eenmaal in de stad Groningen aangekomen stuitte hij op weerstand. De Bronkhorsten en Onstamannen waren Vetkopers gezind, onderdeel van de geallieerden en zagen niks in zijn komst. Hisko werd door de stadsraad zelfs geweigerd. De plaatselijke Schieringers stonden aan de kant van Hisko en ook de uit Westerlauwers Friesland afkomstige belangrijke hoofdeling Coppen Jarges stond aan de kant van de proost uit Emden.

De heren Rengers, Clant, Huginge, Clinge en Brugge waren in het geheim hoofd geworden van de Vetkopers. Aan het hoofd van de Schieringers stond Coppen Jarges, zoon van burgemeester Jarges. Hij werd gesteund door de oud-burgemeesters Ludolf en Johan Sickinghe, Bernard, Evert Wigbolt, Jan Wicheringe en vele raadsheren.[7][8] De gemoederen over deze kwestie tussen de Vetkopers en de Schieringers liepen zo hoog op dat dit leidde tot een bloedig volksoproer.

De oudste grafzerk in de Martinikerk te Groningen met daarop rechts het wapen van Ide Sickinghe, dochter van Johan, en het wapen van haar man Coppen Jarges.

Tijdens een bijeenkomst van de raad op 23 oktober 1413 bestormde de partij van Coppen Jarges het raadhuis. De burgemeester Johan Rengers, leider van de Vetkopers, werd door Coppen Jarges, Johan- en zijn zoon Ludolf Sickinghe, Bernardo en Radingus Hornekenius te midden van de raad doodgestoken en uit het raam van het rechtshuis gegooid.[9] Ook twee andere raadsleden, Albert Borelts en Johan Hekman werden uit het raam gegooid en op straat door de woedende menigte vermoord.[10][11] Hendrik O. Clant werd tot aan zijn huis achtervolgd en aldaar om het leven gebracht. Albert Clant woonde aan de westkant van markt en werd hier terwijl hij zat te eten vermoord.[12] Zijn zoon Wijbrant Clant en de zoon van de doodgestoken burgemeester Johan Rengers, Ditmer Rengers, wisten ternauwernood te ontsnappen aan het geweld en vluchtten naar het Franciskanerklooster.[13] Coppen Jarges verdreef de aanhang van Onstema, Ripperda, Holwerda en Gockinga en alle anderen die aan de kant van de Vetkopers stonden. In 1414 werd Jarges uiteindelijk burgemeester van de stad. Het conflict bleef echter doorspelen en pas op 1 januari 1422 werd de Vrede van Groningen (ook wel de Groninger Zoen) gesloten.

Trouw aan de bisschop van Utrecht[bewerken | brontekst bewerken]

Volgens een brief van 3 november 1415[14] beloven Coenreat de Voss, Aernt van Steenwijck, Reijnalt Huging en Bruin Clinge, burgemeesters, Reijnalt de vos, Evert Hubbelding, Johan Sickinghe, Ludolff Sickinghe, Baerlt Ebbinge, Herman Hiddinghe, Johan de Lijnsche van Wijnden, Goesen Woldering, Henric Beijer, Henric ter Bruggen, Gherijt Bijzueden en Eijcken Onsten, raadslieden van de stad Groningen, aan bisschop Frederik van Blankenheim (1355-1423) niemand meer binnen Groningen te zullen toelaten die het Sticht kwaad zouden kunnen doen, zoals bijvoorbeeld Reinoud van Coevorden, Keno tom Broke, de gemeene Friezen of een of ander land van Friesland, en dat de stad Groningen niets vijandelijks tegen zijn heerschappij van Coevorden of zijn land van Drenthe zal aanvangen. Tegelijkertijd blijven alle eerdere overeenkomsten tussen den Bisschop en de stad van kracht.[15]

De Tamminga-tiende[bewerken | brontekst bewerken]

In 1384 werd Johan Sickinghe door de jonker Reinoud van Coevorden beleent met de Tamminga-tiende in Gelkingeland bij Groningen.[16][17]

Akte van verlening door Reijnolt, jonker van Coevorden, van de Tamminga-tiende in 1384 aan Johanne Sickinghe, burgemeester van Groningen

De akte leest: In Godes namen amen. Wij, Reynolt, here van Covorde, knape, doen kundlich allen leden, die dessen breve, dat wij hebben verlient ende verlienen in dessen yegenwordigen breve onsen tienden, de gehieten Tammijngetiende, groff ende small, mijt alle sinen tobehoren alze in Tammijngelande in Galekingelanden in westerzyde van der stad tusschen Doingehorne ende de monnikehuus van Asse, dat de Hoern gehieten is, Johanne Sickinghe, borger in Groningen ende bekenne, dat wy em desse vors. tiende ter gueden tij verlient hebben Johanne vors. om ene jaerlikes pencie, om drie pont Gronsche, jaerlix te betalen up sunte Magnusdach toe Anlo, beholdelijck ons, alsodicke als de vors. tiende vererfft wort, dat men en dan ons versoken sall ende onse erffgenamen, als men mijt rechte schuldich is te done, beholdelijck ons ende elken manne sijns rechtes, all argelist uutgesproken. Hiir weren over ende an onse manne alzet mijt rechte schuldich weren to wesene, Roloff van Steenwijck ende Johan ter Henzouwe. Ende updat dijt voer ons ende voer onse nakomelingen stede ende vast blive, so hebben wy dessen breeff voer ons ende onse nakomelingen ende voer onse erffgenamen bezegelt mijt onse zegele. Ghegheven int jaer ons Heren dusent dreehundert vier ende tachentich up sunt Laurenciusavent.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]

Voorganger:
Jarich Coppens
Burgemeester van Groningen
1407, 1411
Opvolger:
Ludolf Sickinghe