Karel van Mander (III)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Zelfportret met zijn vrouw Maria Fern en zijn moeder Cornelia Rooswijck

Karel van Mander (III) (Delft, 29 maart 1609 - begraven Kopenhagen, 6 april 1670) was een schilder, graveur, tekenaar, decorschilder, en verzamelaar van kunst, boeken en naturaliën.

Hij was zoon en leerling van Karel van Mander (II) en kleinzoon van Karel van Mander. Na de dood van zijn vader in 1623 ging hij met zijn moeder naar Denemarken. Vanaf 1630 werkte hij regelmatig voor het Deense hof. Hoewel hij pas begin twintig was, vestigde hij zich toen al als de favoriete portretschilder van Christiaan IV. Zijn schilderijen hingen in o.a. het kasteel Christiaansburg te Kopenhagen en het kasteel Frederiksburg. Weinig portretten zijn overgeleverd maar wel staat vast dat hij meer betaald kreeg voor portretten van de koning dan ieder ander. Om zich verder te bekwamen in zijn kunst bezocht hij van 1636 tot 1639, betaald door de koning, Nederland en Italië. Van Mander schilderde tussen 1640 en 1670 veel portretten van Deense adel, burgers, academici en geestelijken. Hij wordt gezien als de grote vernieuwer van de Deense portretschilderkunst.

Karel van Mander hield zich ook bezig met de dichtkunst en het verzamelen van wetenschappelijke, historische en etnografische objecten voor zijn privébibliotheek en kunstcollectie. Zijn wetenschappelijke interesses worden weerspiegeld in de exacte anatomische tekeningen die hij maakte voor het onderzoek van Thomas Bartholin.

In 1657 schilderde hij te Amsterdam een portret van Joost van den Vondel.

Zie de categorie Karel van Mander (III) van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.