Naar inhoud springen

Kerstfeest voor Krotdorp

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Kerstfeest voor Krotdorp
Originele titel A Christmas for Shacktown
Stripreeks Verhalen rond Donald Duck
Volgnummer CB.V168 ( V206 )
Scenario Carl Barks
Tekeningen Carl Barks
Pagina's 32
Eerste druk 20 november 1951
Verhaalcode W OS 367-00
Portaal  Portaalicoon   Strip

Kerstfeest voor Krotdorp is een stripverhaal van Carl Barks uit 1951, met Donald Duck, Kwik, Kwek en Kwak, Katrien Duck en Dagobert Duck in de hoofdrol. De oorspronkelijke titel van het verhaal was A Christmas for Shacktown. Het verscheen als hoofdverhaal in album 35 van de serie De beste verhalen van Donald Duck. Het verhaal stond in 1978 in nummer 49 t/m 51 van het weekblad Donald Duck.

Verhaal[bewerken | brontekst bewerken]

Leeswaarschuwing: Onderstaande tekst bevat details over de inhoud of de afloop van het verhaal.

Kwik, kwek en Kwak lopen op weg van school naar huis door Krotdorp en realiseren zich dat de arme kinderen daar geen kerstfeest zullen hebben zoals zij. Ze komen Katrien Duck tegen die besluit met haar damesclub een kerstfeest in Krotdorp te organiseren. Ze schakelt Donald Duck in om oom Dagobert te vragen om 25 gulden voor kalkoenen en 25 gulden voor een speelgoedtrein. Oom Dagobert vindt een speelgoedtrein onzin. Hij is bereid 25 gulden voor kalkoenen te geven als Donald de andere 25 gulden bij elkaar brengt.

Kwik, Kwek en Kwak schenken de vijf gulden die Donald zou uitgeven aan hun kerstkadootjes en kunnen samen met de woudlopers nog vijf gulden bij elkaar verdienen met sneeuwruimen. Katrien kan vijf gulden bijdragen door haar kantwerk te verkopen. Donald moet dus nog tien gulden bij elkaar zien te krijgen. Hij weet daarvan vijf gulden te verdienen door een tamme rat los te laten in oom Dagobert’s geldpakhuis en vervolgens van oom Dagobert vijf gulden in rekening te brengen voor het vangen van de rat. Donald verdient ook nog een gulden doordat hij wordt aangezien voor een bedelaar. Voor het overige geld wendt hij zich tot Guus Geluk. Die houdt, vertrouwend op zijn geluk, zij hoed in de hand onder een een flatgebouw. Een grapjas gooit er een gloeiend dubbeltje in dat door zijn hoed brandt en in de sneeuw valt. Bij het oprapen van het dubbeltje vindt Guus een portemonnee. Van het vindersloon geeft hij Donald de laatste vier gulden die deze nodig heeft.

Nu volledige bedrag bij elkaar is, gooit Donald voor de grap het dubbeltje dat in Guus’ hoed viel in de hoed van oom Dagobert, die ook probeert om te worden verward voor een bedelaar. Als oom Dagobert bij thuiskomst dit dubbeltje in zijn geldpakhuis werpt, stort de grond onder het geldpakhuis in waarbij al zijn geld verdwijnt in een bodemloze put.

Wetenschappers ontdekken dat zich onder het geldpakhuis een grot bevindt waar het geld in is gestort. Onder de grot bevindt zich drijfzand, waardoor geen machines kunnen worden gebruikt om het geld van oom Dagobert te redden. De trillingen zouden ervoor zorgen dat het geld in het drijfzand verdwijnt. Kwik, Kwek en Kwak weten van een grot onder de stad, met een ingang vlakbij Krotdorp. Oom Dagobert, Donald en Kwik, Kwek en Kwak ontdekken in deze grot een smalle mollengang naar het naar beneden gestorte geld. Met hun eigen speelgoedtrein en wat rails maken Kwik, Kwek en Kwak een verbinding naar het geld. Oom Dagobert belooft de eerste speelgoedwagonlading geld die naar buiten komt aan Kwik, Kwek en Kwak. Op het wagonnetje van de speelgoedtrein komt een pakje van honderd biljetten van duizend gulden mee.

Aan het einde van het verhaal krijgt Krotdorp van het door oom Dagobert geschonken geld een kolossaal kerstfeest met een dozijn speelgoedtreinen. Oom Dagobert haalt ondertussen langzaam zijn geld uit de grot met de speelgoedtrein, maar beklaagd zich dat het in dit tempo 272 jaar, 11 maanden, 3 weken en 4 dagen zal duren.

Externe links[bewerken | brontekst bewerken]