Malthake

Malthake (of Malthace) (overleden 4 v.Chr.) was een van de tien vrouwen van Herodes de Grote. Malthake was een Samaritaanse en werd daardoor vermoedelijk net zomin geaccepteerd door de Joodse bevolking als Herodes zelf, die van een familie uit Idumea, Edom, was. Malthake had een dochter, Olympias, en twee zonen, Herodes Archelaüs en Herodes Antipas.

Moeder van de erfgenamen[bewerken | brontekst bewerken]

Herodes de Grote had in 7 v Chr. zijn zonen Alexander en Aristobulus laten doden en Antipater was vlak voor de dood van zijn vader ter dood veroordeeld; net als zijn oudere halfbroers op verdenking van samenzwering. Verder was hun halfbroer Herodes Filippus op zo’n soort verdenking uit het testament geschrapt.

Toen Herodes in 4 v Chr. stierf, waren er twee testamenten: in het ene werd Herodes Antipas koning, en in het allerlaatste werd Archelaüs koning over de helft van het land, en zouden Antipas en halfbroer Filippus (niet te verwarren met de hierboven al genoemde Herodes Filippus) de andere helft delen en viervorst of tetrarch worden (vorst van een vierde).

Voor de keizer[bewerken | brontekst bewerken]

De beide zonen van Malthake trokken na het overlijden van hun vader daarom naar Rome om de zaak aan keizer Augustus voor te leggen. Herodes Antipas nam zijn moeder Malthake mee. Het is onbekend wat Malthake daar heeft gezegd. Ze overleed tijdens het proces en heeft niet mee mogen maken hoe haar twee zonen ethnarch over Judea en tetrarch over Galilea werden.