Melkmachine
Melken is het nabootsen van een kalf dat aan de spenen van de uier van de koe zuigt, waarna er melk uitkomt. Met een melkmachine kun je die zuigbeweging goed nadoen. Het melkstel is het apparaat waarmee de koe wordt gemolken. Het bestaat uit een soort 'klauw' met vier rubberen zuignappen, die voor het melken aan de spenen worden onder gehangen.
De vier rubberen zuignappen, bekers genoemd, worden door middel van lucht (vacuüm) ritmisch aangezogen en losgelaten, waardoor er een soort knijpbeweging plaatsvindt in de beker zelf. De melk die uit de speen komt wordt door middel van lucht verplaatst en opgevangen. Het vacuüm zorgt er ook voor dat het melkstel blijft hangen aan de spenen.
Na het schoonmaken van de spenen hangt de melker het melkstel onder de koe. Dit gebeurt meestal in een melkstal, maar kan ook op het land in de koebocht. Er bestaan verschillende soorten melkstallen. In een grupstal, dat is een traditionele melkstal, gaat de melker met het melkstel tussen de koeien. Hij sluit daar het melkstel aan op de melkleiding, dit is een buizenstelsel dat loopt naar een centraal punt waar de melk in de melktank gepompt wordt. Bij een nieuwere techniek gaat de melker in een put staan van ongeveer één meter diep. Zo hoeft de melker minder te bukken. Het melkstel blijft ter plaatse. De koeien komen naar de melker toe en staan naast de melkput in visgraat-opstelling schuin naast elkaar of zij aan zij naast elkaar, met de achterkant, de uier naar de melker toe. De melker loopt langs de koeien en hangt onder elke koe een melkstel.
Ook bestaat een uitvoering waarbij de melker op één plek blijft staan en de koeien in een soort draaimolen gaan, een carrousel of draaimelkstal, waardoor de melker niet telkens heen en weer hoeft te lopen en de koeien ook minder op elkaar hoeven te wachten.
De nieuwste ontwikkeling, het automatisch melksysteem, ook wel melkrobot genoemd, zorgt ervoor dat aan het melken van koeien geen mens meer te pas komt. Bij een melkrobot stapt de koe zelf in een soort box en wordt dan automatisch gemolken. De gegevens over de melkgift worden opgeslagen op een PC.
Hygiëne is van groot belang. Alle onderdelen van de melkmachine moeten na het melken worden doorgespoeld met water met een schoonmaakvloeistof. Verder moeten de rubberen zuignappen (tepelhouders) regelmatig worden vervangen, want wanneer deze oud worden en het rubber uitdroogt zullen zich in kleine scheurtjes bacteriën verzamelen. De melkmachine wordt regelmatig onderhouden (minimaal 1x per 12 maanden) door een gecertificeerde monteur, waarbij een rapport wordt opgemaakt en nodige reparaties en afstellingen worden verricht, een soort apk-beurt.
De prijs die door de zuivelfabriek wordt betaald voor de melk hangt, naast het vet- en eiwitpercentage van de melk, mede af van het bacteriegehalte van de melk: het kiemgetal. Hoe minder bacteriën, hoe beter de prijs. Ook wordt de melk onderzocht op het celgetal. Dit is een aanwijzing of de koe gezond is of misschien uierontsteking heeft. Voor beide zijn door de zuivelverwerkers strenge normen opgesteld. Melk wordt voordat deze naar de zuivelfabriek wordt vervoerd eerst in een tank op de boerderij opgeslagen, de melkkoeltank. Het spreekt vanzelf dat deze tank van een koelsysteem is voorzien. De melk wordt voordat deze in de melktank komt gefilterd en vaak al voorgekoeld. De warmte die hierbij vrij komt wordt vaak gebruikt om water te verwarmen, dat op zijn beurt gebruikt wordt om het melksysteem te spoelen. De melktank kan wel 10 tot 20.000 liter melk opslaan.
Vroeger werd de melk opgeslagen in melkbussen. Deze melkbussen werden twee keer per dag opgehaald door de melkrijder. In het oosten van Nederland kwam de melkrijder alleen ‘s ochtends de bussen ophalen, en bracht ze ‘s middag weer leeg en schoon terug. Op zondag werd in sommige dorpen ook niet opgehaald.
Tegenwoordig gebeurt dit maar één keer per twee of drie dagen, uiteraard met een tankwagen, de Rijdende Melk Ontvangst (RMO). Afhankelijk van de grootte van de boerderij en de koeltank kan dit soms ook dagelijks zijn.