Overleg:Reding (geslacht)

Pagina-inhoud wordt niet ondersteund in andere talen.
Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

kritische opmerkingen[brontekst bewerken]

Geachte bewerkers, Heel veel dank voor jullie bijdragen. Ik ben een absoluut amateur op het punt van het maken van een lemma voor Wikipedia. Dus nodig ik een ieder graag uit tot kritiek, verbetering en aanvulling. Graag zou ik Paul Brussel willen vragen naar dit lemma te willen kijken en zou het waarderen indien hij kritische opmerkingen zou willen maken. Nogmaals dank voor ieder's moeite. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet 2a02:a448:7a91:1:f05a:1993:b268:6acdPS: Wil je voortaan alsjeblieft op overlegpagina's ondertekenen met vier tildes (~~~~)? Er wordt dan automatisch een link naar je gebruikerspagina geplaatst.

Er wordt over "vermoedens" geschreven, wie vermoedde dat? Er wordt gesproken over "een oorkonde(n)", wélke oorkonde(n)? Milites wordt hier gelijkgesteld als "edelen", terwijl imo eerder sprake moet zijn van militairen. De oudste genoemde telg komt niet voor in het artikel van ds. J.W. Schaap (1966). Rode raaf (overleg) 6 mei 2018 12:06 (CEST)[reageer]

Geachte Rode Raaf, Bezie de literatuur die ik heb genoemd. Zie voor oorkonden digitaal en dus gemakkelijker dan op papier: www.cartago.nl De oudst genoemde telg, Radingus, komt bij ds. Schaap voor onder generatie I. Milites voor de eerste keer voor wat betreft de Drentse adel genoemd in een oorkonde van 1223, wordt door De Vos van Steenwijk voor dat tijdsbestek hertaald als "edelen". De termen edele en militair sluiten elkaar niet uit. In die tijd zijn het vooral edelen die voldoende "vermogen" hadden om voor de landsheer militaire taken te verrichten. De Vos gebruikt de term m.i. ook om juist de overgang van ministerialiteit naar adel/leenman/liberi te benadrukken. De vermoedens worden uitgesproken door Schaap, Benders, Gevers & Mensema en door mij. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet 2A02:A448:7A91:1:F05A:1993:B268:6ACD 6 mei 2018 12:31 (CEST)[reageer]

Hallo Edzard, het is uiteraard niet erg gebruiksvriendelijk naar een lezer toe om deze door te verwijzen naar de literatuurlijst of een website met oorkonden: komt toch enigszins over als "zoek het zelf maar uit" voor die specifieke gevallen. Zeker niet als de inhoud vragen oproept, ipv antwoorden geeft. Zie ook WP:BRON. De tekst zou wat neutraler kunnen ivm de aannames en vermoedens: "Men kan vermoeden", "Aangenomen wordt..." waar de inhoud feiten zou mogen bieden, of ovv wiens mening dat precies is. Zie ook WP:NPOV. De term “milites” wordt hier gelijkgesteld aan "edelen" wat imo "militairen" zou moeten zijn. In het geval Milites zou de inhoud horen uit te leggen dat De Vos van Steenwijk die interpretatie maakt. Zie ook WP:VER. Wat maakt deze familie nu relevant? Het blijkt niet uit de huidige inhoud die eigenlijk slechts bestaat uit een beknopte genealogie, geen encyclopedisch artikel. Mischien is het toch wel verstandig om de inhoud komende twee weken ter beoordeling aan de gemeenschap voor te leggen? MVG, Rode raaf (overleg) 6 mei 2018 14:18 (CEST)[reageer]

Geachte Rode Raaf,

Veel dank voor Uw opmerkingen. Vooreerst geldt dat tot nu toe dit artikel een eerste proeve is en nog lang niet "af" is. Wordt derhalve vervolgd. M.i. moet hetgeen ik hierbij aangeef verifieerbaar zijn en daarvoor is nodig dat ik de lezer verwijs naar de bronnen. Ik kan wel zeggen dat het op grond van de bronnen zus of zo is, maar dat is onvoldoende. Je moet ze zelf zien en lezen. En die bronnen moet boven twijfel zijn verheven, waarbij rekening moet worden gehouden met het feit dat er bij voortduring sprake is van voortschrijdend inzicht. Wat prof. J.M van Winter begin jaren 60 heeft aangegeven over de ministerialiteit etc. is vandaag niet meer onomstreden. De termen ministeriaal, miles, nobilis, liberi in de 12e e.v. eeuwen betekenen allemaal edelman, ieder in een specifieke rol en geen militair, hoewel men een min of meer militaire taak had. U geeft de betekenis aan in klassiek latijn, maar in deze periode hebben we het over vulgair latijn. Het werk van De Vos is op genealogisch gebied een standaardwerk, mag ik denkelijk wel zeggen.

Ik zal zeker nader proberen de neutraliteit te versterken en kom daar nader op terug. De relevantie van deze familie dan. Het hier omschrevene lijkt me even weinig relevant als het lemma over mijn familie (Sloet) en dat van alle andere beschreven families. Wat is de relevantie van de presentatie van genealogisch onderzoek? Daar zijn geen eenduidige antwoorden op te geven, dunkt me. Het in dit lemma beschrevene is even relevant als het artikel van Schaap. Wat voor de een relevant is, is het niet voor een ander. Het gaat dus in beginsel over het nut van het nutteloze. Laat het de spaarzame feiten over dit geslacht zijn en in het vervolg ervan komt aan de orde wat zij hebben gedaan en nagelaten, maar of dat nu nog relevant is betwijfel ik persoonlijk zeer. Graag discussieer ik verder met U over dit lemma, daar kan het alleen maar beter van worden. Veel dank nogmaals en hoop op Uw nadere kritische op- en/of aanmerkingen en bovendien op Uw en andermans hulp, want ik herhaal dat ik een Wikipedia amateur ben. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet 2A02:A448:7A91:1:F05A:1993:B268:6ACD 6 mei 2018 16:17 (CEST)[reageer]

Een artikel hoeft gelukkig niet "af" te zijn, dat is een groot voordeel van een wiki. Het zou wel helpen als een lemma inhoudelijk de lezer iets meer kan bieden dan uitsluitend de genealogische kant. Van Eerden bijvoorbeeld is te linken aan Kasteel Eerde (cultureelerfgoed.nl) in Ommen, havezaten Plekenpol, De Buurse en Ravenhorst in Winterswijk. Zie ook dit krantenartikel. Zo zullen er ongetwijfeld nog een hoop van dergelijke plaatsen en vooral personen zijn die het geslacht voor de lezer relevant maken. Veel vergelijkbare artikelen hebben veelal een kopje "bezittingen", "bekende telgen" dat ik hier nog mis. MVG, Rode raaf (overleg) 7 mei 2018 12:48 (CEST)[reageer]

Geachte Rode Raaf, Veel dank voor Uw opbeurende opmerkingen. Ik heb Paul Brussel, de Wiki expert op het gebied waarin ik me zonder enige gene begeven heb, gevraagd of hij me wil helpen en dat wil hij gelukkig doen. Vooral met zijn hulp zullen we proberen het lemma voor de willekeurige lezer interessant te maken en zeker Uw suggesties over bezittingen en telgen inhoud geven. Je zou inderdaad aanhaken aan het huidige Kasteel Eerde en ook daar de geschiedenis ervan iets meer relief te geven. Ik hoop dat U het lemma kritisch zult willen blijven volgen en misschien komen we dan uiteindelijk bij een redelijk relevant relaas. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet 2A02:A448:7A91:1:68A1:5D83:A2E8:ECB2 7 mei 2018 13:28 (CEST)[reageer]

Fijn om te vernemen dat Paul een handje gaat helpen, dan gaat het vast in orde komen, daar heb ik alle vertrouwen in. Glimlach MVG Rode raaf (overleg) 7 mei 2018 13:40 (CEST)[reageer]
Geachte heer Sloet, om te beginnen heb ik maar eens het eerste hoofdstuk van De Vos van Steenwijk er weer eens op nageslagen: dat levert eigenlijk over de vele termen alleen verwarring op waarin de auteur bovendien Van Winter tegenspreekt en op tegenstrijdigheden in haar proefschrift wijst (dat laatste zal ik dan ook maar weer eens, voor de zoveelste keer, raadplegen). Of De vos nu een autoriteit is op juist dit gebied, waag ik te betwijfelen. Het genoemde De havezaten in het land van Vollenhove en hun bewoners inzake Tweenijenhuizen heb ik ook weer herlezen, maar of dat nu verder helpt? Maar goed, we gaan rustig door. Groet van Paul Brussel (overleg) 7 mei 2018 20:59 (CEST)[reageer]

Geachte Heer Brussel, Ik ben het met U eens. Maar ja, je moet ergens op af gaan en dat doe je dan maar op geschriften van hen waarvan je denkt en hoopt dat zij het (beter) weten. Anderzijds, wat nu waar is kan morgen weer anders zijn. Dus kunnen we het niet hebben over de waarheid, maar slechts over de werkelijkheid. Ik vermoed dat De Vos indertijd, zeker toen het boekwerk over zijn familie uitkwam, wel als gezaghebbend werd beschouwd, met de aantekening dat hij mogelijkerwijs hier en daar niet geheel objectief was, maar dat komt wel meer voor als je het over je eigen familiegeschiedenis hebt. Van Winter zal echter ook wel zo haar voorkeuren hebben gehad. Wat U zegt, het leven is te kort om over dit alles op te winden en dus gaan we in alle rust en stap voor stap door. Veel dank voor alle moeite. met beste groet, Edzard Sloet

Geachte heer Sloet, zie overigens met name De Vos van Steenwijk (met verwijzing naar de uiterst kritische bespreking van H.P.H. Jansen van het familieboek en naar het artikel in het Jaarboek CBG uit 2007) en Overleg:De Vos van Steenwijk waarbij A.N. de Vos van Steenwijk de waarheid geweld lijkt aan te doen. Groet van Paul Brussel (overleg) 8 mei 2018 13:19 (CEST)[reageer]

Geachte Heer Brussel, Dank voor Uw bericht. Ik zal de opgegeven literatuur bekijken. Is de Heer H.P.H. Jansen degene van de pocket Middeleeuwse geschiedenis? Lang geleden gelezen. De Vos die ik persoonlijk heb gekend, was wel een eigenzinnig man, maar kan me niet goed voorstellen dat hij bewust de waarheid, gesteld dat hij die zou kennen, geweld aan doet. Kritiek is altijd mooi, daar wordt de mens en de situatie beter van, als het maar opbouwend is. Van Winter heeft ook de wind van voren gehad m.b.t. de ministerialiteit. Uiteindelijk blijft hier alleen de discussie over aangaande de interpretatie van het woord miles/milites i.v.m. de oorkonde van 1223. Hoe je de term ook in begrijpend modern Nederlands wil vertalen, het blijft zo dat het in ieder geval geen ministeriaal is en dat het iemand is die tot ridder is geslagen. Het is ook geen nobilis, want dat is een onafhankelijk persoon/edelman. Over deze en andere aanduidingen bijv. borchman, knape, dominis, domicellus, famulus etc. is denk ik een flinke boekenkast geschreven, vooral ook in Duitsland en is tevens afhankelijk van de tijd en plaats waarin de aldus aangeduide persoon is gesitueerd. De vraag is dus of een miles behalve ridder tevens als edelman gekwalificeerd mag worden, meer speciaal in het tijdsbestek waar ik het over had, nl. het eerste kwart van de 13e eeuw. Mijn antwoord is, ik weet het niet. En voorts, wat mij betreft, wat zou het, maar het beestje moet een (Nederlandse) naam hebben en als dat niet moet dan laten we de oorspronkelijke term gewoon staan en mag iedereen het interpreteren zoals hem/haar dat goeddunkt. En tenslotte is, denk ik, iedereen het er over eens, dat de ministerialiteit en de oude adel (de liberi) met elkaar zijn versmolten om daaruit tot een nieuwe adel te verworden. Vindt U het juist wat ik hier aangeef? We gaan vrolijk verder en zien wel waar we uitkomen. Met beste groet, Edzard Sloet

Geachte heer Sloet, met uw analyse ben ik het volkomen eens: gezien het gebrek aan bronnen en de te ingewikkelde positie van al die verschillende 'statussen' is het onmogelijk vast te stellen wie tot welke groep (adel of niet adel, niet-adellijke ministerialen, etc.) behoorde. De Vos heeft alles geïnterpreteerd om uit te laten schijnen dat zijn geslacht van nog oudere adel dan diens oude adel was; het geslacht De Vos is simpelweg van oude adel, net als de Sloets, maar hoe oud precies, is niet te achterhalen. En vervolgens, zoals u m.i. terecht aangeeft, liepen zelfs in de 14e eeuw oude en 'nieuwe' adel door elkaar heen en versmolten, zoals dat in de 19e eeuw ook gebeurde. Dat A.N. de Vos van Steenwijk laat doorschemeren dat toen een baron de Vos met een gravin Schimmelpenninck (zeer nieuwe adel, maar hogere titel) trouwde als een mésalliance werd beschouwd, is tekenend, en gezien zijn persoonlijke geschiedenis eigenlijk vrij dubieus. Groet van Paul Brussel (overleg) 8 mei 2018 22:57 (CEST)[reageer]

Geachte Heer Brussel, Dank voor Uw bericht. Om met de laatste strofe te beginnen, we moesten altijd gniffelen als we het verhaal van gravin Schimmelpenninck hoorden. Het is een bekend verhaal dat aan verschillende families is toegeschreven en dus niet alleen aan De Vos. Het is in de kern ongetwijfeld een waar verhaal. Zelfs tegenwoordig in mijn habitat o.a. van de oudste geslachten van dit land, spreken we altijd heerlijk smalend en gekscherend over die families die omvallen van de deftigheid en zich adellijk noemen, maar die slechts een enkele eeuw of wat geleden niet meer waren zeepzieder, lakenwever, zijdehandelaar, landbouwer, bierbrouwer, kleine burger, wijnkopers en bastaarden zoals deze Schimmelpennincken. Het is altijd weer lol maken over families, niet individuele personen, die we onveranderlijk qua adel brandhout noemen. Maar ja, wat ben je tegenwoordig nog als je van oude adel bent? Helemaal niets en er blijft ons dan ook niets anders over dan onzinnige vrolijkheid over dit soort families, die we allemaal als burgers beschouwen, inclusief Schimmelpenninck. Heel iets anders is het als oude adel weet te huwen met geld, dan is het wel weer primasuperdeluxe :-)) En tenslotte, we vergeten ovrigens maar al te vaak dat we in de absolute periferie zaten van het Heilige Roomsche Rijk en de Nederlandse adel, hoe oud dan ook, vanuit dat perspectief zonder uitzondering onbeduidende kleine landjonkertjes zijn. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet

Geachte heer Sloet, met genoegen en vrolijkheid heb ik uw laatste reactie gelezen. U heeft alweer gelijk om de Nederlandse adel wat 'nietig' te verklaren want in vergelijking met de hoge Duitse en Oostenrijkse adel stelt deze weinig voor, misschien met uitzondering van het geslacht Van Rechteren en de inmiddels uitgestorven tak Van Heeckeren van Wassenaer die toch wel op aanzienlijk goederenbezit en dito connecties konden/kunnen bogen. Groet van Paul Brussel (overleg) 10 mei 2018 13:36 (CEST)[reageer]

Geachte Heer Brussel, Tot Uw dienst. Ik hou wel van een beetje flauwekul en provoceren. Inderdaad de Nederlandse adel is toch redelijk nietig in vergelijking met vooral de Franse, Duitse, Engelse, Italiaanse en Spaanse adel. Ook Van Rechteren en Van Heeckeren stellen internationaal in mijn perceptie helemaal niets voor. Om een idee te geven. We waren met de Ridderschap Overijssel een paar jaar geleden te gast bij de Fursten van Bentheim, toen een van onze leden hen vroeg of er aan het Schloss Bentheim nog een landgoed was verbonden, waarna een van de Fursten doodleuk en met droge ogen antwoordde dat er ruim 40.000 ha aan was verbonden (en dit exclusief Steinfurt). Alle leden van de Ridderschap inclusief onze Van Rechterens, vielen stil. Wat is ons grootste landgoed? Twickel misschien met iets van 6000 ha? Het is een snipper grond. De enige Nederlandse familie die ooit even wat voorstelde is Bentinck als hertogen van Portland met het prachtige Welbeck Abbey. Maar dat is allemaal passé en ook zij blijven tot op de huidige dag onbeduidende landjonkertjes. Boeit dat? Neen, geen moment. Het is zoals het is. Zullen we proberen dit lemma nog wat aan te scherpen? Ik wilde bijv. een rijtje telgen noemen, zoals ds Schaap ons die heeft aangereikt, dit naar aanleiding van de suggestie's van de Rode Raaf. Is dit een idee? Ik wilde wel wat meer verifieerbaar bewijs van het een en ander aanbrengen en nog wat literatuuropgaven en wat wapens, van Reding een zegel misschien zoals vermeld in het artikel van ds.Schaap en van Van Eerde en Sloet misschien via de Overijsselsche Wapenkaart. Wat nog vreemd is dat in het Wapenboek Beyeren op pagina 034r in verband met het in 1310 gehouden toernooi in Mons (Bergen in Henegouwen) een zekere Gaudras (= Gauthier = Walter?) Doysy (= d'Oisy?) met een wapen staat afgebeeld dat identiek is met dat van Reding. In het Wapenboek van Gelre, van dezelfde auteur, Claes Heynenszoon, staat hetzelfde Reding wapen op de naam van Oisy (Die Here van Dosy). Merkwaardig vindt U niet? Met vriendelijke groet, Edzard Sloet

Geachte Heer Brussel. Ik vrees dat ik niet de juiste methode gebruik voor controle van de tekst, maar dan maar even zo. Ik heb onderstaande gefabriceerd en mag ik U verzoeken hierop Uw commentaar te willen geven? Vel dank bij voorbaat en met vriendelijke groet, Edzard Sloet


Naam.

De naam Radinc is een patronym en betekende in eerste instantie waarschijnlijk "kind van Rado". In een wat later stadium werd dat "zoon van Rado" en uiteindelijk bedoelde men er in breder verband zoiets mee als "behorende tot de clan/familie van Rado". Het heeft de voor het Oversticht/Drenthe typerende uitgang "inc/ing". De letter "a" in Rading duidt op Drentse invloed en de letter "e" in Reding op een Friese.

Rado (ook voorkomend als Razo, Razzo, Rade, Radzo, Rato, Rede, Reed, Redert, Raas etc.) is een oudgermaanse naam voor een manspersoon met de betekenis van raadgever of misschien gebiedende raadgever. De naam Rado komt voor zover bekend in wat nu Nederland is niet veel voor. Er wordt een Razo genoemd in een oorkonde van 1105, waarin de plaats Papendrecht voor het eerst wordt vermeld, als zijnde getuige van bisschop Burchard van Utrecht in zijn functie van kanunnik van de Sint Bonifacius kerk te Utrecht. Hij wordt vervolgens in de periode 1105 – 1118 nog enkele keren in oorkonden als getuige van de bisschop van Utrecht genoemd. In 1118, de laatste keer, wordt hij aangeduid als decano (deken) van de Sint Bonifacius kerk. Er zijn geen aanwijzingen dat deze Razo behoort tot de clan/familie van Rado, dat wil zeggen het geslacht Reding.

Enkele telgen.

12e eeuw.

Radingus, ministeriaal van Herman van Horne, de bisschop van Utrecht van 1150 -1156, wordt vermeld in een oorkonde van 1152/1153. Een Wolter Rading, ministeriaal van Godfried van Rhenen, de bisschop van Utrecht van 1156 -1178, wordt in twee oorkonden van 1165 en 1176 genoemd. Vermoed wordt dat Radingus en Wolter Rading één en dezelfde persoon is.

13e eeuw.

Wolter Radinc wordt vermeld in de jaren 1200 – 1220, ook hier als getuige van de bisschop van Utrecht. Hugo Radincg wordt in oorkonden uit de jaren 1215 en 1217 vermeld als wijlen in verband met een tiende in de Leeuwte bij Vollenhove. Zij zijn waarschijnlijk generatiegenoten.

Fredericus Rading/Reding wordt vermeld in de jaren 1218 – 1223. o.a. 1 januari 1218 als voogd van de zoon van een zekere Ida. Op 10 januari 1223 wordt hij genoemd samen met zijn broer Walterus Rading en zij worden daarbij aangeduid als milites.

Wolter Rading wordt in de jaren 1230 – 1251 van een aantal Radings het meest genoemd en zal op grond van deze frequentie in deze tijd de voornaamste telg van de familie zijn geweest. Hij wordt o.a. in een oorkonde van 26 maart 1247 genoemd als getuige van de bisschop van Utrecht als deze de Akerk te Groningen tot parochiekerk verheft.

Frederik Rading/Redinc, vader van Johan Redinc en Arnold Rading, wordt vermeld in de periode 1263 – 1303. Hij was getrouwd met een Van Almelo, waarschijnlijk een dochter van Arnold II van Almelo, die weer de zoon was van Hendrik I van Almelo.

Bartold Radinc, generatiegenoot van de hiervoor genoemde Frederik Rading/Redinc, wordt vermeld in 1278, als hij 42 morgen land in het Sticht (Vijfhoeven onder Breukelen) aan de Duitse Orde schenkt. Zijn vrouw Aleydis en zijn zoons Wolter en Bartholomeus komen voor in een oorkonde van 28 oktober 1284 als zij hun bezittingen aan de Duitse Orde schenken en zij het kleed van die Orde aannemen. Bartold wordt nog op 26 maart 1296 vermeld als commandeur van het Duitse Huis te Zandvoort bij Middelburg. Van zijn twee zoons Wolter en Bartholomeus is de eerste kort voor 2 oktober 1310 door doodslag om het leven gekomen en hebben de moordenaars boete moeten doen.

Frederik Reding is mede-bezegelaar in een oorkonde van 1275 waarin de Utrechtse bisschop aan Genemuiden het stadsrecht verleend.

14e eeuw.

Johan Radinc, vermeld in 1294 – 1329, gehuwd met Jutte, miles. Schout en rentmeester van Vollenhove gedurende de jaren 1324 -1329. Hij trad in 1314 op als voogd en verwant van de kinderen van Arnold III van Almelo en Oda van Bentheim en als beheerder van het huis Almelo.

Rodolphus Redinc wordt in 1319 genoemd als civis (burger) in Groningen en op 13 december 1329 als burgemeester van Groningen.

Johannis Redinc wordt in 1348 vermeld als degene die een stenen huis had aan de oostzijde van de Boteringestraat in Groningen, naast het stenen huis van Johannes Maurissinge (familie die Groningen burgemeesters heeft geleverd).

Johan Redinc Van Eerde, vermeld in 1326 -1351, getrouwd met Bertha/Beerte. Hij komt uit een relatief groot gezin, want we kennen zijn broers Arnold (vermeld 1334), Hendrik (vermeld 1334 – 1337), Frederik (vermeld o.a. 1334 -1337) en zijn zuster Agnes (vermeld 1334 – 1337). Zijn moeder Jutte wordt in de charters van het klooster Albergen van 28 juni 1334 genoemd als echtgenote van Johan Radinc. In dit charter wordt zijn toenaam Van Eerde voor het eerst vermeld, maar die naam wordt later zelfstandige achternaam, o.a. in een oorkonde van 9 oktober 1343. Hij heeft voor zover bekend alleen een dochter gehad, Margaretha van Eerde die gehuwd was met de roofridder Evert van Essen.

Johan Redinck, tussen 1370 en 1375 getrouwd met Swene Arntsdochter Coerle. Hij moet voor 9 oktober 1395 zijn overleden. Zijn broer is waarschijnlijk Volker Redinc genaamd Van der Seden, waaruit het geslacht Van der Seden voortkomt.

Volker Redinc genaamd Van der Seden, wordt in 1387 vermeld als bisschoppelijk ministeriaal.

Gherd/Gerardus Radinc, vermeld 1388 -1401, naar zijn geboorteplaats ook Gerardus van Groningen genoemd, doctor en magister in het geestelijk (canoniek) recht. Gezien zijn wapen (de ene helft Radinc, de andere helft de adelaar van Van Echten) is zijn moeder waarschijnlijk een Van Echten. Hij studeerde in Praag (opgericht in 1348, oudste universiteit in het Duitse taalgebied), waar hij in 1369 tot magister artium promoveerde. Kort nadat de universiteit in Heidelberg was opgericht (1386) werd hij daar in 1390 hoogleraar. In 1393 werd hij hoogleraar in de net opgerichte universiteit van Keulen (1388), waar hij in 1396 rector van de universiteit werd en in 1399 voor de tweede keer in die hoedanigheid werd verkozen. Hij is verder bekend in verband met de oplossing van het geschil tussen het klooster te Aduard en de stad Groningen eind 14e eeuw.

15e eeuw.

Johan Redinc en Else/Helst Redinc worden in 1395 samen met hun moeder Zwane genoemd. De echtgenoot van Helst was Johan van Echten die in 1414 namens haar werd beleend met goederen als leenopvolger van zijn zwager Johan Redinc, die derhalve in dat jaar moet zijn overleden en geen nakomelingen had.

Johan Redinc had twee broers, Frederik Rading en Arnold/Arent Rading die in 1400 samen met Johan onder de dienstmannen van de Utrechtse bisschop worden genoemd. Frederik Rading was gehuwd met een Mechteld en had twee zoons, Johan en Arent. Deze broers zijn de laatst vermelde Rading telgen.

Geachte Heer Brussel, Herken ik Uw hand in de aanpassing van de lay out? Zo ja, veel dank daarvoor. Ik zal het allemaal binnenkort met noten en literatuurlijstje aanvullen, zodat verificatie gemakkelijker wordt. Met beste groet, Edzard Sloet

Geachte heer Sloet, die simpele opmaakverandering was inderdaad van mijn hand. Inhoudelijk heb ik me er nog niet echt in verdiept (ook al nodigde u mij daartoe meermaals uit), want dat kost tijd, en ik beschik ook niet over alle bronnen (noch Schaap, noch Manten, noch Buitelaar - de rest wel). (Daarnaast ben ik de laatste tijd zeer veel buitenslands weshalve ik mijn eigen bibliotheek, hoewel groot maar dus niet altijd adequaat, er niet op kan naslaan.) Overigens vrees ik dat niet alles wat er in het artikel staat gestaafd kan worden met solide bronnen, en daarom zie ik uit naar uw toevoegingen. Groet van Paul Brussel (overleg) 26 jun 2018 23:20 (CEST)[reageer]

Geachte Heer Brussel, Veel dank voor Uw commentaar. Het artikel loopt niet weg, dus neem s.v.p. rustig de tijd. Ook ik heb het fiks druk met business, maar af en toe ga ik wat pieren met dit lemma. De toevoegingen volgen, waarna U hopelijk de check kunt doen. Het artikel van Schaap over Reding uit 1966 in VORG is integraal op het internet te vinden op de site van Henk van Heerde. De stukken van Manten en het Reding-deel uit het boek van Buitelaar kan ik U wel bezorgen,maar dan dient U mij aan te geven hoe ik dat zou kunnen doen. Met vriendelijke groet, Edzard Sloet

Geachte Heer Brussel, Hier stuur ik U een stukje tekst over Reding in Duitsland als aanvulling op Reding in Nederland, met het verzoek dit te willen beoordelen. Ongetwijfeld in strijd met alle conventies maar ik heb nou eenmaal niets met conventies. Het betekent de een bestaande situatie versteend: know the rules, break the rules. Veel dank bij voorbaat voor Uw moeite, Edzard Sloet

Reding in Duitsland.

Wilhelm Schlaug kwalificeert Reding als een oud-saksische naam, die in de 9e, 10de en 11de eeuw een aantal keren voorkomt in Saksen, meer specifiek in de nu bestaande deelstaat Saksen-Anhalt in Duitsland, met name in de streek Magdeburg – Merseburg. In een aantal oorkonden/regesten en in de Kroniek van Thietmar van Merseburg, komt de naam Reding in de periode van de Ottonen, grofweg rond het jaar 1000, in het Heilige Roomse Rijk, een aantal keren voor.

Te noemen valt het navolgende. 1. De oorkonde/regest van 21 augustus 960 (mogelijk 959), waarin koning Otto I de Grote (op 2 februari 962 tot keizer van het Heilige Roomse Rijk gekroond) aan het klooster van Sint Moritz (Mauritius) in Magdeburg voor het onderhoud van de broeders ervan, de van zijn vazallen (fidelibus(?)vertaald als “getreuen”, getrouwen, vertrouwelingen) Reding en Duodicho (ook genoemd Duodico, Dodico etc.) geruilde goederen schenkt, die in de oorkonde bij naam worden genoemd en die alle liggen in het zuiden van de Nordthueringau, in de streek gelegen tussen Egeln en Kalbe, niet ver van Magdeburg. Die goederen (waarschijnlijk leengoederen) zullen in het bezit zijn geweest van Reding en Duodicho. Tot deze goederen behoren hoeven, gebouwen, landerijen “salericiis” (tot op de huidige dag bevat de bodem in die landstreek zout) en alles wat daarbij hoort, alsmede een villula (klein landhuis of landgoed) genaamd Gramaningorod (locatie onbekend) met een ijzermijn (Eisengruben) en een varkensmesterij.

2. In een tweede oorkonde van 11 juni 1012 van Hendrik II, wordt aangegeven dat onder leiding van de domproost van Magdeburg Walthard (die ook genoemd wordt Waltherd, Duodecho, Dodico etc.) de clerus en de vazallen van de Magdeburger Kerk zich beraden over de keuze van een nieuwe aartsbisschop (van Magdeburg). Bisschop Thietmar van Merseburg, hierbij aanwezig, verklaart zich als eerste voor de keuze van Walthard en de anderen volgen hem daarin eenstemmig. Direct wordt de dom-custos (een custos is een bewaarder/hoeder/beschermer, hier van de dom. Vgl. ons woord koster) Reding naar de koning (Hendrik II) gestuurd met het verzoek om deze keuze te bevestigen.

Na de dood van de tweede aartsbisschop van Magdeburg, Giselher, op 25 januari 1004, koos het domkapittel van Magdeburg Walthard tot diens opvolger. Maar koning Hendrik II (sedert 1014 keizer) benoemde in 1004 in plaats daarvan zijn hofkapelaan Tagino tot aartsbisschop van Magdeburg, die dat bleef tot zijn dood op 9 juni 1012. Walthard is van 984 tot 15 juni 1012 domproost (domproost voorzitter van een domkapittel)van Magdeburg geweest en na de dood van Tagino op 9 juni 1012, opnieuw conform de keuze van het Domkapittel van Magdeburg, vanaf 15 juni 1012 aartsbisschop van Magdeburg tot zijn dood op 12 augustus 1012 (minder dan 2 maanden). Na Walthard’s benoeming tot aartsbisschop van Magdeburg, volgt Reding hem op 23 juni 1012 als domproost van het domkapittel van Magdeburg op en hij blijft dat tot zijn overlijden op 5 augustus 1015.

3. In de oorkonde van 12/13 juni 1012 uitgegeven in Crona (Gronau), wordt verhaald dat Hendrik II diens door Reding verzochte bevestiging van de benoeming van Walthard tot aartsbisschop van Magdeburg opschort en hij nodigt Reding en bisschop Thietmar van Merseburg uit om naar Crona te komen (voor een bespreking over de keuze van het Domkapittel Magdeburg voor Walthard). Na de bespreking tussen Hendrik II, Reding en Thietmar van Merseburg, ontvangt Walthard van Hendrik II de bisschopsring en wordt hij aldus door de koning op 15 juni 1012 als aartsbisschop van Magdeburg geaccepteerd, waarna hij op 21 juni 1012 wordt geintroniseerd (plechtig ingehuldigd). Daarop kiest Walthard op 23 juni 1012 Reding tot zijn opvolger als domproost.

4. In de kroniek van Thietmar van Merseburg wordt bovenbedoelde domproost Reding een aantal keren genoemd. Hetgeen in de oorkonden sub 2. en 3. is vermeld, wordt in de kroniek van Thietmar , in Boek 6 op de pagina’s 109 (no. 42), 110 en 111 (beide no. 44), bevestigd. In Boek 7 pagina 130 (no. 13), wordt gemeld dat Reding op 5 augustus 1015 is overleden. Op pagina 136/137 (no. 25) verhaalt Thietmar over het feit dat Reding zijn einde voelde naderen en dat hij daarom zijn bezittingen heeft verdeeld tussen zijn broer en zijn geliefde zuster. Domproost Reding wordt bij die gelegenheid door Thietmar een vroom, wijs en trouw man genoemd, die zijn broeders drie jaar en zes weken als domproost voorging. Hij is vervolgens in de zuidelijke zuilengalerij van het klooster van St Moritz in Magdeburg begraven.

5. Er is geen enkele aanwijzing dat het geslacht Reding uit Magdeburg iets te maken heeft met het geslacht Reding dat in de 12e eeuw in Vollenhove opduikt. Het enige dat vastgesteld kan worden is dat een geslacht met de oud saksische naam Reding op een zeker moment in het Oversticht verschijnt en dat in de streek Magdeburg/Merseburg een aantal personen (namelijk een vazal, een proost en diens broer en zuster) met de naam Reding aldaar een aantal keren in documenten uit de 10e/11e eeuw worden genoemd.

Bronnen.

sacra/klosterdatenbank/datenbankabfrage/gsn/3488/ 
https://regesta-imperii.digitale-sammlungen.de/suche/abfrage?schnellsuche=Reding&x=0&y=0
https://regesta-imperii.digitale-sammlungen.de/angebot/ri 
Zie ook: https://nl.wikipedia.org/wiki/Regest en de daar genoemde Regesta Imperii, waarvan hierbij gebruik van is gemaakt,  
onderdeel van de Monumenta Germaniae Historica.
  • Die Chronik Thietmar’s, Bischof von Merseburg. Uebersetzt von Dr. J.C.M. Lappenberg. Berlin 1848.
Zie: http://www.wagner-b.de/PDF/Die_Chronik_Thietmars_von_Merseburg.pdf.