Persoon-eerst-taalgebruik

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Persoon-eerst-taalgebruik is een vorm van inclusief taalgebruik waarbij de persoon wordt geplaatst voor diens psychische aandoening, beperking of handicap. In plaats van bijvoorbeeld 'verstandelijk beperkten' wordt er dan gesproken over 'mensen met een verstandelijke beperking'.[1][2] In de bredere zin wordt persoon-eerst-taalgebruik ook gebruikt om personen van verschillende etniciteiten, sociale klassen, genders en seksuele geaardheden te beschrijven.[3]

Geschiedenis[bewerken | brontekst bewerken]

De term persoon-eerst-taalgebruik (‘people-first language’ of ‘person-first language’) vond zijn oorsprong in de Verenigde Staten in 1974. In dat jaar werd de eerste conferentie rond self-advocacy gehouden, waar mensen met een beperking of psychische aandoening voor hun eigen belangen opkwamen. Bij deze conferentie ontstond de ‘People First’-beweging, die pleitte voor het beschrijven van de persoon voor diens beperking, handicap of psychische aandoening. Het doel van persoon-eerst-taalgebruik is de nadruk leggen op het individu, in plaats van op de beperkingen van de persoon.[1]

Naast het plaatsen van de persoon voor de aandoening of beperking, focust persoon-eerst-taalgebruik zich ook op het gebruik van de juiste terminologie om validisme tegen te gaan.[4][5] Bepaalde termen worden ervaren als kwetsend of stigmatiserend, wat kan leiden tot zelfstigma en een vertraagd herstelproces.[6] Ook het gebruik van bepaalde woorden in de spreektaal, zoals ‘idioot’ of ‘achterlijk’, wordt door sommigen als kwetsend ervaren, omdat het archaïsche termen zijn om naar personen met een handicap te refereren.[7][8][9] Ook woorden zoals ‘andersvalide’ of ‘mindervalide’, waarbij de indruk gewekt kan worden dat iemand ‘minder’ is, worden gezien als onwenselijk.[10]

Identiteit-eerst-taalgebruik[bewerken | brontekst bewerken]

Persoon-eerst-taalgebruik is het tegenovergestelde van ‘identiteit-eerst-taalgebruik’ (of: eigenschap-eerst-taalgebruik)[11], waarbij de persoon wordt beschreven aan de hand van de beperking of psychische aandoening. Dit laatste komt voor bij mensen die hun beperking of aandoening zien als onlosmakelijk verbonden met hun identiteit, voor wie het een manier is om te laten zien dat zij deel zijn van een groep of gemeenschap, of omdat zij vinden dat hun beperking niet iets is waarvoor zij zich moeten schamen of dat verholpen moet worden.[12][13][14][15]

Kritiek[bewerken | brontekst bewerken]

Een onderzoek uit 2017 door dr. Morton Ann Gernsbacher naar het gebruik van persoon-eerst-taalgebruik in wetenschappelijke onderzoeken, waaronder die van American Psychological en de American Psychiatric Associations, laat zien dat persoon-eerst-taalgebruik stigmatisering kan vergroten. Zo wordt persoon-eerst-taalgebruik vaker gebruikt om kinderen met een aandoening of beperking te beschrijven dan kinderen zonder aandoening of beperking, wordt persoon-eerst-taalgebruik vaker gebruikt om kinderen met een aandoening of beperking te omschrijven dan om volwassenen met een aandoening of beperking te omschrijven, en wordt persoon-eerst-taalgebruik hoofdzakelijk gebruikt in gevallen waar gesproken wordt over aandoeningen en beperkingen die erg gestigmatiseerd worden. Grensbacher stelt dat persoon-eerst-taalgebruik ontwikkeld is als een manier om gelijkwaardigheid te creëren tussen mensen met en mensen zonder een aandoening of beperking en daarom op iedereen toegepast moet worden.[16]

In 2020 werd in Nederland een onderzoek gedaan naar taalgebruik en de invloed op de stigmatiserende houding van hulpverleners. Er werd gekeken naar vier verschillende taalstijlen: stoornis-eerst-taalgebruik (een alcoholist), persoon-eerst-taalgebruik (persoon met een alcoholverslaving), slachtoffer-taal (persoon die lijdt aan een alcoholverslaving) en herstel-taal (persoon is in herstel van een alcoholverslaving). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat taalgebruik geen significante invloed had op de stigmatiserende houding van hulpverleners.[17]

Voorbeelden in het Nederlands[bewerken | brontekst bewerken]

Vanaf 2016 wordt het woord 'allochtoon' door het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) niet langer gebruikt in onderzoeksrapporten en werd het vervangen voor 'persoon met een migratieachtergrond'. Het woord allochtoon had voor sommige mensen een negatieve connotatie en zou het wij-zij-denken versterken.[18][19]

De Vlaamse krant De Standaard gebruikt de woordenlijst Gevoelig Lexicon om inclusief te schrijven. Zij stellen dat van een eigenschap geen eigennaam zou moeten worden gemaakt. Op deze manier zou je een persoon namelijk reduceren tot één van zijn kenmerken.[20]

Externe link[bewerken | brontekst bewerken]