Duinrijpmos
Duinrijpmos | |||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Taxonomische indeling | |||||||||||||
| |||||||||||||
Soort | |||||||||||||
Physconia perisidiosa (Erichsen) Moberg (1977) | |||||||||||||
donkere, borstelvormige rhizinen | |||||||||||||
Synoniemen | |||||||||||||
Physcia farrea | |||||||||||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||||||||||
Duinrijpmos op Wikispecies | |||||||||||||
|
Het duinrijpmos (Physconia perisidiosa) is een korstmos uit de familie Physciaceae. Het komt voor op neutrale, iets geëutrofieerde schors van oude, goed belichte bommen in de binnenduinrand of niet ver van de kust. Het leeft in symbiose met de alg Trebouxia of Pseudotrebouxia.
Kenmerken
[bewerken | brontekst bewerken]De combinatie van kenmerken waaraan je die soort herkent zijn vaak iets smallere lobben, lobben die vaak ietwat dakpansgewijs over elkaar heen staan, donkere, borstelvormige rhizinen en witte merg. Het thallus bereikt een diameter van 5 cm. Het oppervlak is grijs tot grijsbruin of gewoonlijk bruin tot donker roodbruin. Het wordt donkerder naarmate de leeftijd vordert. Apothecia zijn 1,5 mm in diameter maar in Nederland niet aanwezig. Sorediën zijn altijd aanwezig en deze zijn geelbruin van kleur en grofkorrelig tot isidieus van structuur.
Physconia perisidio heeft geen kenmerkende kleurreacties. De ascosporen meten 26 tot 32 (34) × 15,5 tot 18 µm.
Het lijkt op het donker rijpmos, heeft een groot thallus, groeit in rozetten, heeft een beetje gelige merg en is K+ (geel).
Verspreiding
[bewerken | brontekst bewerken]Het duinrijpmos komt voor in Noord-Amerika (VS, Canada, Alaska) en Europa, maar er zijn ook enkele waarnemingen bekend uit Zuid-Amerika, Afrika (Zuid-Afrika, Marokko, Kenia) en Azië (Rusland, Iran). In Nederland komt het zeer zeldzaam voor. Vrijwel uitsluitend in kustgebieden. Het staat op de rode lijst in de categorie 'kwetsbaar'.
- (en) Index Fungorum
- (en) GBIF.org
- BLWG Verspreidingsatlas Korstmossen
- Herk, K. van, A. Aptroot & L. Sparrius, 2017. Veldgids Korstmossen. KNNV Uitgeverij, Zeist. 2e druk p. 306-307