Portaal:Oudheid/werkplaats/Caracalla

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Antoninus Caracalla
Buste van Caracalla (Afgietsel in het Poesjkinmuseum van de buste in het Museo Archeologico Nazionale, Napels).
Geboortedatum 188
Sterfdatum 217
Tijdvak Severische dynastie
Periode 198-217
Voorganger Septimius Severus (193-211)
Opvolger Macrinus
Carausius
Staatsvorm principaat
Medekeizer Septimius Severus (198-4 februari 211)
Geta (209-26 december 211)
Caesar onder Septimius Severus (195-198)
Imperator alleenheerser van 26 december 211 tot 217
Persoonlijke gegevens
Naam bij geboorte Lucius Septimius Bassianus/Lucius Iulius Bassianus
Naam als keizer Marcus Aurelius Antoninus
Bijnaam Caracalla
Zoon van Septimius Severus
Julia Domna
Vader van Caracalla (188) en Geta (189)
Gehuwd met Julia Domna
Broer van Publius Septimius Geta
Neef van Julia Soaemias
Julia Maesa
Julia Mamaea
Romeinse keizers
Portaal  Portaalicoon   Romeinse Rijk

Caracalla (4 april 188 in Lugdunum, het huidige Lyon - 8 april 217 in Mesopotamië) was van 211 tot aan zijn dood in 217 keizer van Rome. Zijn officiële naam was Marcus Aurelius Severus Antoninus. Caracalla was een spotnaam, die hij vanaf 213 kreeg omdat hij vaak een lange Keltische soldatencape (caracallus) droeg.

Caracalla was de opvolger van zijn vader Septimius Severus, de stichter van de Severische dynastie. Hij bekommerde zich vooral om militaire zaken, want voor politiek en ambtenarij had hij klaarblijkelijk talent noch interesse. Met de moord op zijn jongere broer en mederegent Geta en het aanrichten van een groot bloedbad onder diens aanhangers maakte Caracalla zich talrijke vijanden. Wegens zijn brutale optreden tegen elke daadwerkelijke of vermeende oppositie werd hij in de eigentijdse geschiedschrijving en door de toekomstige generaties zeer negatief beoordeeld.

Kindertijd en jeugd[brontekst bewerken]

Caracalla werd op 4 april 188 in Lugdnum, de hoofdstad van de provincia Gallia Lugdunensis waarvan zijn vader legatus Augusti pro praetore (stadhouder) was[1], geboren als Lucius Septimius Bassianus, zoon van Septimius Severus en Julia Domna.[2] Hij was de eerste zoon van Septimus Severus en afkomstig uit diens tweede huwelijk met de uit Emessa (Homs) in Syrië afkomstige Julia Domna. Elf maanden later werd zijn broer Geta geboren.[3] Caracalla werd Bassianus genoemd naar zijn grootvader langs moederskant, die in Emessa priester van de zonnegod Elagabal was.

Vermoedelijk trok hij met zijn vader meer naar Sicilia toen deze daar als proconsul over werd aangesteld in 189.[4] In 190 zou het gezin terugkeren naar Rome, toen Septimus Severus werd aangesteld als consul suffectus. Toen Septimus Severus als legatus Augusti pro praetore naar Pannonia Superior werd gestuurd, liet hij zijn beiden zonen achter in Rome.[5] Het is daar waar hij op 9 april 193 door zijn troepen zou worden uitgeroepen tot Augustus.[6] Het is gesuggereerd dat hij alvorens zich uit te roepen tot keizer, een vertrouweling (Fabius Cilo) naar Rome had gestuurd om de veiligheid van zijn zonen te garanderen.[7] Na een lange en ingewikkeld kluwen van titelbedelingen onder de verschillende troonpretendenten, begon zich bij Septimius Severus meer en meer een dynastieke gedachte te ontwikkelen. Zo adopteerde hij zich in de gens Aurelia als zoon van Marcus Aurelius.[8] Hierdoor werd ook de naam van zijn twee zonen veranderd en Caracalla heette voortaan Marcus Aurelius Antoninus.[9]

Een aureus met op de voorzijde Caracalla en de legende M. AVR. ANTONINVS CAES. (Marcus Aurelius Antoninus Caesar). De legende op de keerzijde leest SEVERI AVG. PII. FIL. (Severi Augusti Pii Filli: Severus Augustus' trouwe zoon) (geslaan in 195 of 196).

Rond 195 laat Septimius munten slaan met bustes van hemzelf en zijn zoon waarop duidelijk hun familieband (door adoptie) met Marcus Aurelius in de verf wordt gezet (zie afbeelding).[10] In een inscriptie uit 195 wordt Caracalla al bij zijn nieuwe naam genoemd.[11] En in een inscriptie uit datzelfde jaar wordt aan Caracalla's nieuwe naam al de titel van Caesar toegevoegd.[12] Caracalla's naamswijziging wordt dan ook voor juli of juni van dat jaar geplaatst.[13] Het is voorgesteld dat de Caesartitel in april 195 zou zijn verleend.[14]

In de Historia Augusta wordt gezegd dat Caracalla door de troepen in Viminacium in Moesia Superior tot Caesar werd uitgeroepen om de ambities van zijn oom Publius Septimius Geta te temperen.[15] Moderne geleerden menen dat dit toch genuanceerd moet worden: waarschijnlijk was het slechts een van de redenen om Caracalla Caesar te maken.[16] Daarop trok het leger westwaarts in het gezelschap van Severus' gezin, maar in Poetovio in Pannonia Superior werd in de lente van 196 het leger opgedeeld en Caracalla bleef achter in Poetovio.[17] In Rome aangekomen wist Severus de zelfadoptie te laten goedkeuren door de senaat en werd tevens bekleed met de keizerlijke eretekens.[18]

in 197 begeleidde Caracalla samen met zijn broer Geta hun vader op diens tweede veldtocht tegen de Parthen. Datzelfde jaar of ten laatste in 198 werd Caracalla tot Augustus verheven, terwijl tegelijkertijd Geta de Caesartitel overnam.[19] De keizerlijke familie bleef noch enige tijd in het oosten en keerde pas in 202 naar Rome terug.

Huwelijk en mederegent[brontekst bewerken]

Regeringsaantreden[brontekst bewerken]

Strijd om de macht met Geta (211)[brontekst bewerken]

Alleenheerser[brontekst bewerken]

Binnenlandse politiek[brontekst bewerken]

Oorlogen[brontekst bewerken]

Dood[brontekst bewerken]

Oordeel over hem van tijdgenoten[brontekst bewerken]

Caracalla-legenden[brontekst bewerken]

Uiterlijk en iconografie[brontekst bewerken]

Noten[brontekst bewerken]

  1. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 3.8.
  2. Cass. Dio, LXXIX 6.5, Aur. Vict., Epit. Caes. 21.1; Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 3.9.
  3. Cass. Dio, LXXVIII 2.5; Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 4.2, Get. 3.1 (27 mei 189).
  4. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 4.3.
  5. Cass. Dio, LXXIV 14.3-4, Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 4.2, Herodianus, II 9.2.; D. Kienast, Römische Kaisertabelle. Grundzüge einer römischen Kaiserchronologie, Darmstadt, 19962, p. 156.
  6. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. Sev. 5.1-2, Did. 5.2, Alb. 1.1; Aur. Vict., Epit. Caes. 19.2, Cass. Dio, LXXIV 14.3, Herodianus, II 9.11.
  7. A.R. Birley, Septimius Severus: The African Emperor, Londen - New York, 19882, p. 97.
  8. Cass. Dio, LXXVI 7.4, LXXVII 9.4, Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 10.6.
  9. Herodianus, III 10.5, Eutropius, VIII 19.2. (deze vermelden echter de zelfadoptie van Septimus Severus niet)
  10. RIC IV, p. 66, p. 99, nr. 65-67, 72.
  11. ILS 8805. Zie ook S. Sasel, Dolichenus-Heiligtum in praetorium Latobicorum, in ZPE 50 (1983), p. 205.
  12. RIU (Die Romischen Inschriften Ungarns) 862; S. Soproni, Die Caesarwürde Caracallas und die Syrische Kohorte von Szetendre, in Alba Regia: Annales Musei Stephani Regis 18 (1980), pp. 39-53.
  13. D. Baharal, Victory of Propaganda. The Dynastic Aspect of the Imperial Propaganda of the Severi: The Literary and Archaeological Evidence, AD 193-235, Oxford, 1996, p. 21, S. Soproni, Die Caesarwürde Caracallas und die Syrische Kohorte von Szetendre, in Alba Regia: Annales Musei Stephani Regis 18 (1980), pp. 41-43.
  14. S. Soproni, Die Caesarwürde Caracallas und die Syrische Kohorte von Szetendre, in Alba Regia: Annales Musei Stephani Regis 18 (1980), p. 42.
  15. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 10.3-4.
  16. A.R. Birley, Septimius Severus: The African Emperor, Londen - New York, 19882, p. 122, cf. S. Soproni, Die Caesarwürde Caracallas und die Syrische Kohorte von Szetendre, in Alba Regia: Annales Musei Stephani Regis 18 (1980), p. 43.
  17. A.R. Birley, Septimius Severus: The African Emperor, Londen - New York, 19882, p. 193(?), S. Sasel, Dolichenus-Heiligtum in praetorium Latobicorum, in ZPE 50 (1983), p. 206; CIL VIII 7062 = ILS 1143; T. Gesztelyi, Über die Porträts des Septimius Severus und Caracalla als Spiegel der Verbindung Roms mit dem Osten, in Acta Classica 22 (1986), p. 27.
  18. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 14.3; S. Sasel, Dolichenus-Heiligtum in praetorium Latobicorum, in ZPE 50 (1983), p. 206.
  19. Scrip. Hist. Aug., Sept. Sev. 16.3-4, cf. ook Geta. 5.3, RIC IV, p. 314ff.

Referenties[brontekst bewerken]

  • A.R. Birley, art. Caracalla, in NP 2 (1997), col. 980.
  • R. Develin, The Army Pay Rises under Severus and Caracalla and the Question of Annona militaris, in Latomus 30 (1971), pp. 687–695.
  • M. Grant, The Severans. The changed Roman empire, Londen - New York, 1996. ISBN 0415127726
  • E. Hohl, Ein politischer Witz auf Caracalla, Berlijn, 1950.
  • E. Kettenhofen, art. Caracalla, in Encyclopædia Iranica 4 (1990), pp. 790–792.
  • P.A. Kuhlmann, Drei Erlasse Kaiser Caracallas, in P.A. Kuhlmann, Die Giessener literarischen Papyri und die Caracalla-Erlasse. Edition, Übersetzung und Kommentar, Gießen 1994, pp. 215ff.
  • D.S. Potter, The Roman Empire at Bay, AD 180–395, Londen - New York, 2004. ISBN 0415100577
  • M. Vanderhaeghe, Een historische biografie van Keizer Caracalla (188-217), diss. Universiteit Gent, 2003-2004.
  • J. Vogt, Zu Pausanias und Caracalla, in Historia 18 (1969), pp. 299–308. (over Alexander-imitatie en de Parthenoorlog)