Europese richtlijn: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 41: Regel 41:


[[Categorie:Rechtshandeling van de Europese Unie]]
[[Categorie:Rechtshandeling van de Europese Unie]]
[[Categorie:Europese richtlijn]]

Versie van 13 apr 2017 01:11

Een Europese richtlijn is een wetgevend instrument van de Europese Unie.

De richtlijn kent haar oorsprong in artikel 288 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Een richtlijn is verbindend ten aanzien van het te bereiken resultaat voor elke lidstaat waarvoor zij bestemd is, doch aan de nationale instanties wordt de bevoegdheid gelaten vorm en middelen te kiezen.

De Europese wetgever gebruikt richtlijnen om verschillende nationale rechtsordes op elkaar af te stemmen. Richtlijnen komen dan ook vaak voor in aangelegenheden die aan de werking van de gemeenschappelijke markt raken. Richtlijnen verplichten lidstaten om hun wetgeving aan te passen zodat zij eenzelfde welbepaald eindresultaat beogen, maar laten de keuze van de methode over aan elke lidstaat.

Totstandkoming

De Raad neemt richtlijnen aan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het EESC alsook van het Parlement (art. 59 VWEU; vroeger 52 EG-Verdrag).

Uitzonderlijk kan ook de Commissie richtlijnen aannemen, volgens de Comitologie-procedure.

Elke richtlijn dient na haar aanneming goedgekeurd en bekrachtigd te worden door de Commissie. Hierna wordt zij bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Inwerkingtreding

De bepalingen van een richtlijn treden in werking op de datum die de richtlijn hiertoe zelf bepaalt. Wordt geen datum van inwerkingtreding bepaald, dan treedt zij in werking op de twintigste dag volgende op die van de bekendmaking in het Publicatieblad.

Implementatie

Een richtlijn die in werking is getreden, dient door elke geviseerde Lidstaat geïmplementeerd te worden in haar nationale rechtsorde. Concreet worden de beoogde eindresultaten in de eigen wetgeving vastgelegd door middel van nationale wetgevende aktes. Deze wetgevende aktes worden in het kader van omzetting nationale uitvoeringsmaatregelen genoemd. Zij kunnen de vorm aannemen van een wet, een regeringsbesluit, een besluit van een gedefedereerde overheid, enz. naargelang het bevoegdheidsniveau waarop de wetgevende akte uitgevaardigd wordt. Dit wetgevend proces, algemeen bekend als de omzetting (van richtlijnen), wordt nauw gevolgd door de Europese Commissie.

Nederland heeft er altijd voor gekozen om de richtlijnen om te zetten door aanpassing van de relevante artikelen in bijvoorbeeld het Burgerlijk Wetboek of door artikelen toe te voegen. Met de toename van de Europese regelgeving komt deze aanpak steeds meer onder vuur.[1] Duitsland heeft er inmiddels al voor gekozen richtlijnen letterlijk en in afzonderlijke wetten over te nemen.

Doorgaans geeft de richtlijn aan over hoeveel tijd de Lidstaten beschikken om de omzetting uit te voeren. Dit is de zgn. implementatietermijn. Zij kan variëren van één/enkele maand(en) tot verscheidene jaren. De Raad houdt bij het bepalen van deze termijn rekening met de geviseerde resultaten evenals met de complexiteit van de uit te vaardigen richtlijn.

Verbindendheid

Ten aanzien van de overige Lidstaten

Volledige, tijdige en correcte omzetting van de Europese richtlijnen is een verplichting die krachtens het EG-Verdrag rust op de Lidstaten. Indien blijkt dat een Lidstaat niet binnen de opgegeven implementatietermijn is overgegaan tot omzetting van een bepaalde richtlijn, beschikt de Commissie over ingrijpende middelen om deze Lidstaat te verplichten om om te zetten. Deze middelen zijn de vraag om informatie, de klacht, de ingebrekestelling, het met redenen omkleed advies en tot slot de procedure voor het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen.

Een veroordeling tot financiële straffen jegens de in gebreke blijvende Lidstaat zijn overeenkomstig de huidige stand van de Europese wetgeving slechts mogelijk mits de Lidstaat in kwestie een tweede maal veroordeeld is voor dezelfde niet-omzetting.

Ten aanzien van de burger

Een richtlijn is in beginsel slechts gericht tot de Lidstaten van de EU. Ingeval een Lidstaat evenwel te laat of op onjuiste wijze een richtlijn heeft geïmplementeerd, dan kan een burger zich na het verstrijken van de omzettingstermijn rechtstreeks op een richtlijnbepaling beroepen voor de nationale rechter (rechtstreekse werking), althans tegenover de overheid (verticale rechtstreekse werking). Naar andere burgers toe kan geen beroep worden gedaan op richtlijnbepalingen (geen horizontale rechtstreekse werking).

Een bepaling kan rechtstreekse werking hebben wanneer de desbetreffende bepaling in de richtlijn volgens de jurisprudentie van het Europese Hof voor Justitie onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig is.

Externe links

  • EUR-lex toegangsportaal tot het recht van de Europese Unie.

Referenties

  1. medewerker.uva.nl, zie artikel Hesselink 2006