Ringmuren van Leuven: verschil tussen versies
Graag de 'meebezig' BOVENaan zetten; anders heeft de lezer niet in de gaten dat het artikel nog niet af is. |
→Bouw: even publiceren dat ik verder kan in visueel |
||
Regel 175: | Regel 175: | ||
=== Bouw === |
=== Bouw === |
||
Op de top van een aarden wal, die ze eerder al hadden opgehoopt, bouwde men de eigenlijke ringmuur. |
|||
Deze was een vijftal meter hoog, en haar fundering lag twee meter onder de grond. |
|||
Meester Jan Horen kreeg de leiding over alle metselwerken, dus stond hij zowel |
|||
in voor de bouw van de muren als van de definitieve poorten en waterpoorten. |
|||
Vanaf 1358 nam de stad ook Henric Sammen als bouwmeester aan om de |
|||
metselwerken te leiden, samen met Jan Horen. |
|||
De stad kocht al in juni [[1357]] grote hoeveelheden bakstenen, zand, kalk en |
|||
natuursteen aan en liet deze vervoeren naar de vesten zodat de metselaars |
|||
konden beginnen op de stukken waar de wal voltooid was. |
|||
Voor de vesten aan de zuidkant wilde men goed voorbereid te werk gaan, met de ervaringen van de |
|||
binnenvesten in het achterhoofd. Op plaatsen waar deze binnenvesten door een |
|||
drassig gebied liepen, waren er immers veel vaker herstellingen nodig. Daarom |
|||
liet men de bouwmeesters van de Brusselse tweede stadsomwalling – die ook |
|||
op dat moment gebouwd werd – naar Leuven komen om advies te geven voor |
|||
de aanleg van de vesten aan de Hovepoort. |
|||
De nieuwe stadsmuur wordt pas expliciet vermeld in oktober 1360, maar hier |
|||
betreft het dan ook een uitgavenpost voor de uitbetaling van een aannemer. |
|||
In dergelijke posten staan doorgaans meer details om de uitgaven te |
|||
rechtvaardigen. Toch zien we dat beide bouwmeesters die vanaf 1358 instonden |
|||
voor de metselwerken al vanaf dan regelmatig betaald werden voor bewezen |
|||
diensten, vaak met de vermeldingen “ane die vesten en met sijner werclieden”. |
|||
We kunnen daaruit gerust afleiden dat beiden al vanaf 1358 met muren (en |
|||
stadspoorten) bezig waren. Op 28 oktober 1360 volgt dan de hoger vermelde |
|||
post samen met andere uitbetalingen aan de aannemers die de muur “verdinct” |
|||
(de aanbesteding gewonnen) hebben. Hier vinden we tevens een eenheidsprijs |
|||
van 3 Oude Schilden per roede. |
|||
De bouw van de muur vorderde gestaag – we kunnen het verloop goed |
|||
volgen aan de hand van een regelmatig terugkerende betaling van een ploeg |
|||
stemetsers (steenmetsers, metselaars) – en was zowat voltooid in mei 1362. Dit |
|||
lijkt enorm snel, maar de muur van de tweede stadsomwalling was dan ook zeer |
|||
eenvoudig van opbouw, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerste Leuvense |
|||
stadsomwalling. Het is opvallend dat de pas afgewerkte muur op sommige |
|||
stukken, waar hij gevallen was, al heropgetrokken moest worden. Dat dit enkel |
|||
aan de kwaliteit van het metselwerk lag, is echter niet zeker: indien de wal waarop |
|||
de muur gebouwd werd op sommige plaatsen onder de al aangehaalde erosie |
|||
of verzakkingen te lijden had, had zelfs de stevigste muur niet stand kunnen |
|||
houden. De enorme tijdsdruk waaronder de bouw van deze versterkingsbouw |
|||
diende te gebeuren, zal alleszins deels verantwoordelijk geweest zijn voor het |
|||
vaak invallen van de muur. Natuurlijk kan een slechte uitvoering op sommige |
|||
plaatsen eveneens een rol hebben gespeeld. |
|||
=== Sloop === |
=== Sloop === |
Versie van 20 dec 2018 11:15
Mee bezig Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen. |
De Belgische stad Leuven heeft door de middeleeuwen twee ringmuren gekend: een romaanse uit de 12e eeuw, en een uit de 14e eeuw.
Eerste ringmuur
Eerste stadsmuur van Leuven | ||||
---|---|---|---|---|
Een van de torens in het stadspark
| ||||
Locatie | ||||
Locatie | Verspreid over de stad | |||
Coördinaten | 50° 53′ NB, 4° 42′ OL | |||
Status en tijdlijn | ||||
Oorspr. functie | Ringmuur | |||
Huidig gebruik | verdediging | |||
Start bouw | 12e eeuw | |||
Opening | begin 13e eeuw | |||
Architectuur | ||||
Bouwstijl | Romaans | |||
Erkenning | ||||
Monumentstatus | Deels bewaard | |||
Detailkaart | ||||
|
Algemene beschrijving
De min of meer ronde muur was gecentreerd rond de Sint-Pieterskerk en was gebouwd met zandsteen uit de groeven in Diegem en Zaventem, samen met ijzerzandsteen, dat gebruikt werd voor horizontale stenen banden als versiering en erkerramen.
Hij was ongeveer 2.700 meter lang en had 31 torens en 11 poorten.
Waar de Dijle de stad binnenkwam en verliet, waren er twee waterpoorten(artikel) geflankeerd door verdedigingstorens: deze twee poorten bevonden zich respectievelijk aan het Hollandcollege (nu Paridaensinstituut) en Sint-Geertruiabdij.
De muur, 1,70 m dik, rust op een reeks spaarbogen. Aan de binnenkant ondersteunt een doorlopende reeks bogen bogen de 90 cm brede weergabng. De muur heeft schietgaten die aan de buitenkant gereduceerd zijn tot een fijne opening van 90 cm hoog en 5 cm breed.
Geschiedenis
Bouw
In de vroege Middeleeuwen werd Leuven verdedigd door een primitieve omheining die waarschijnlijk bestond uit een hek van de Aardappelmarkt (huidige Vital Decosterstraat) tot aan de Redingenstraat, waarbij het andere deel van de omtrek werd beschermd door een arm van de Dijle, die een natuurlijke verdediging vormde.[1]
In de dertiende eeuw werd de stad zeer welvarend en werd het de permanente residentie van de graaf van Leuven en Brussel, wat het noodzakelijk maakte om nieuwe vestingwerken te bouwen.[1]
Graaf Godfried III van Leuven gaf de Leuvenaars toestemming om hun stad te omringen met een stadsmuur, in ruil voor een jaarlijkse vergoeding.[1]
Daarom werd in de periode 1156-1165 een eerste stenen omwalling gebouwd.[2]
Uit recent onderzoek blijkt de traditionele datering van de eerste stenen stadsmuur van Leuven tussen 1156 en 1165 echter te vroeg. Militair bouwkundige kenmerken (flankeertorens, schietsleuven, borstwering op spaarbogen) wijzen op een bouw in het begin van de 13de eeuw naar het voorbeeld van het zogenaamde “système philippien”. Initiatiefnemer voor de bouw van de stadsmuur was wellicht hertog Hendrik I (1190-1235).[3]
In 1233 bevrijdde graaf Hendrik I, opvolger van Godfried III, de Leuvenaars van de jaarlijkse vergoeding[1].
Ontmanteling
In 1357 werd een tweede stadsmuur gebouwd[1] , wat ervoor zorgde dat de eerste ringmuur zijn functie verloor.[4]
Hij werd echter niet gesloopt en veel overblijfselen zijn bewaard gebleven omdat de stad torens en muren verhuurde als opslagplaatsen, terwijl voormalige grachten als tuinen werden gebruikt[4].
Het gemeentebestuur bleef zelfs de eerste omheining verzorgen na de bouw van de nieuwe: de meeste poorten werden in 1363 gerestaureerd en in 1409 waren de twee burgemeesters verantwoordelijk voor de restauratie van de binnenpoorten en wallen.
Tot in de 18e eeuw bleven de huurders van deze overblijfselen huur betalen, maar na de Franse Revolutie integreerden de bewoners ze in hun eigendommen[1].
Aan het einde van de achttiende eeuw of aan het begin van de negentiende eeuw werden alle stadspoorten ontmanteld[1].
Belangrijkste overblijfselen
Leuven heeft nog restanten van de eerste stadsmuur op zes plaatsen, verspreid over een halve cirkel, van het noorden (Karel van Lotharingenstraat) naar het zuiden van de oude stad (Sint-Donatuspark) via het westen (Handbooghof, universitaire ziekenhuizen, Jansenius en Justus Lipsiustorens, Redingenstraat).
Karel van Lotharingenstraat
Er zijn twee restanten van de ringmuur zichtbaar in de Karel van Lotharingenstraat[4]:
- In de tuin van n° 14, een enkele toren, zichtbaar vanaf de straat;
- Achter huizen n° 18, 20, 22 en 24, een fragment van de muur van ongeveer 30 meter lang dat als scheidingsmuur tussen de percelen dient (muur die gedeeltelijk zichtbaar is vanaf de straat in de tuin van n° 20).
Handbooghof
Het westelijke deel van de muur, op een steenworp afstand van de Brusselsestraat , bevindt zich in het Handbooghof twee torens en een fragment van de muur van ongeveer 70 meter lang, met 23 zichtbare funderingsbogen[4].
Op deze plaats, die als oefenterrein werd gebruikt door de schutterij of het gilde van Sint Sebastiaan, werd de Dijle gebruikt als gracht.
De torens hebben afwisselend lichte en bruine banden van zandsteen en ijzerzandsteen, en enkele schietgaten. De muur is op verschillende plaatsen beschadigd door gates die later dan in de middeleeuwen zijn geboord.
Deze resten zijn sinds 30 oktober 1945[4] geklasseerd als beschermd erfgoed.
Universitaire ziekenhuizen
Op het terrein van de universitaire ziekenhuizen Sint-Pieter en Sint-Raphaël, ook gekend als de Hertogensite, bevinden zich nog twee overblijfselen[4] die toegankelijk zijn via de Brusselsestraat 69:
- een toren[2], geïsoleerd op een parking gelegen tussen de twee klinieken, met prachtig metselwerk van afwisselend licht en bruin zandsteen;
- verder naar het zuiden, richting de Minderbroedersstraat, een 40 meter lange muur, gedeeltelijk geïntegreerd in een scheidingsmuur, en een fragment van een toren waarop in de 18de eeuw een tuinpaviljoen in baksteen werd gebouwd(6) , met klassieke openingen geflankeerd door pilasters.
Waterpoort: Jansenius- en Justus Lipsiustoren
De Dijle vloeide onder de muur om de stad binnen te komen tussen de Minderbroedersstraat en de Janseniusstraat.
Op deze plek stond een waterpoort bestaande uit een bakstenen brug (verdwenen in de 16de eeuw) en twee torens[4]:
- de Justus Lipsiustoren op de linkeroever (ten zuiden van het gelijknamige college)
- de Jansenius toren op de rechteroever (achter het voormalige Hollandcollege, nu Paridaensinstituut, rue Jansenius).
De Janseniustoren is sinds 1964 geklasseerd als historisch monument, met het aangrenzende muurfragment en drie bogen(zichtbaar van op de speelplaats van het Paridaensinsituut)[4].
Courtine in de Redingenstraat
De Redingenpoort is vernoemd naar het landhuis van de familie Redingen, een van de zeven patriciërsstammen van Leuven[1].
Hij werd in 1770[1] gesloopt, maar op de binnenplaats van de voormalige Sint-Antoniusschool, in de Redingenstraat[4] , staat nog steeds een 30 meter lang muurfragment.
Deze gordijngevel heeft op regelmatige afstanden schietgaten, waarvan sommige ommuurd zijn.
Het onderste niveau, van een donkerdere kleur, is in feite het niveau van de funderingen van de muur: de zichtbare bogen zijn de bogen van de funderingen die ooit ondergronds lagen.
Het bruggetje van baksteen, zandsteen en ijzerzandsteen dat de Dijle oversteekt bij de school, zou gebouwd zijn met materialen die uit de stadsmuur of uit de Redingenpoort[4] zijn gehaald.
Sint-Donatuspark
Ten zuiden van de Sint-Michielskerk, tussen de Naamsestraat en de Tiensestraat, herbergt het Sint-Donatuspark(alias stadspark) twee torens en een muurfragment van ongeveer 135 m lang en 3 m hoog[4]. Deze resten zijn sinds 1 maart 1978[4] geklasseerd als monument en werden in 2015 gerestaureerd.
Deze torens hebben ook, net als die van de Handbooghof en universitaire ziekenhuizen, afwisselende banden van licht en bruin zandsteen, die prominenter zijn op de oostelijke toren.
Op de westelijke toren zijn de overblijfselen te zien van een raam met negblokken en een monolithische latei met een bolsterboog (of deur) van ijzerzandsteen.
Op beide torens zijn ook schietgaten zichtbaar.
Tweede ringmuur
Van de tweede, meer recente, stadsmuur, blijft ironisch genoeg nagenoeg niets over, behalve de vorm van de ring van Leuven.
Algemene beschrijving
Bouw
Op de top van een aarden wal, die ze eerder al hadden opgehoopt, bouwde men de eigenlijke ringmuur. Deze was een vijftal meter hoog, en haar fundering lag twee meter onder de grond. Meester Jan Horen kreeg de leiding over alle metselwerken, dus stond hij zowel in voor de bouw van de muren als van de definitieve poorten en waterpoorten. Vanaf 1358 nam de stad ook Henric Sammen als bouwmeester aan om de metselwerken te leiden, samen met Jan Horen. De stad kocht al in juni 1357 grote hoeveelheden bakstenen, zand, kalk en natuursteen aan en liet deze vervoeren naar de vesten zodat de metselaars konden beginnen op de stukken waar de wal voltooid was. Voor de vesten aan de zuidkant wilde men goed voorbereid te werk gaan, met de ervaringen van de binnenvesten in het achterhoofd. Op plaatsen waar deze binnenvesten door een drassig gebied liepen, waren er immers veel vaker herstellingen nodig. Daarom liet men de bouwmeesters van de Brusselse tweede stadsomwalling – die ook op dat moment gebouwd werd – naar Leuven komen om advies te geven voor de aanleg van de vesten aan de Hovepoort. De nieuwe stadsmuur wordt pas expliciet vermeld in oktober 1360, maar hier betreft het dan ook een uitgavenpost voor de uitbetaling van een aannemer. In dergelijke posten staan doorgaans meer details om de uitgaven te rechtvaardigen. Toch zien we dat beide bouwmeesters die vanaf 1358 instonden voor de metselwerken al vanaf dan regelmatig betaald werden voor bewezen diensten, vaak met de vermeldingen “ane die vesten en met sijner werclieden”. We kunnen daaruit gerust afleiden dat beiden al vanaf 1358 met muren (en stadspoorten) bezig waren. Op 28 oktober 1360 volgt dan de hoger vermelde post samen met andere uitbetalingen aan de aannemers die de muur “verdinct” (de aanbesteding gewonnen) hebben. Hier vinden we tevens een eenheidsprijs van 3 Oude Schilden per roede. De bouw van de muur vorderde gestaag – we kunnen het verloop goed volgen aan de hand van een regelmatig terugkerende betaling van een ploeg stemetsers (steenmetsers, metselaars) – en was zowat voltooid in mei 1362. Dit lijkt enorm snel, maar de muur van de tweede stadsomwalling was dan ook zeer eenvoudig van opbouw, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerste Leuvense stadsomwalling. Het is opvallend dat de pas afgewerkte muur op sommige stukken, waar hij gevallen was, al heropgetrokken moest worden. Dat dit enkel aan de kwaliteit van het metselwerk lag, is echter niet zeker: indien de wal waarop de muur gebouwd werd op sommige plaatsen onder de al aangehaalde erosie of verzakkingen te lijden had, had zelfs de stevigste muur niet stand kunnen houden. De enorme tijdsdruk waaronder de bouw van deze versterkingsbouw diende te gebeuren, zal alleszins deels verantwoordelijk geweest zijn voor het vaak invallen van de muur. Natuurlijk kan een slechte uitvoering op sommige plaatsen eveneens een rol hebben gespeeld.
Sloop
Restanten
Verloren kosttoren
Grote Spuije of Volmolen
Bronvermelding
|