Hyperinflatie: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
lemma link toegevoegd
alinea definitie toegevoegd
Regel 4: Regel 4:
[[Bestand:Zimbabwe $100 trillion 2009 Obverse.jpg|thumb|Biljet van 100 biljoen Zimbabwaanse dollar uit 2009]]
[[Bestand:Zimbabwe $100 trillion 2009 Obverse.jpg|thumb|Biljet van 100 biljoen Zimbabwaanse dollar uit 2009]]
'''Hyperinflatie''' is een zeer sterke [[inflatie]]. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen per dag stijgen.
'''Hyperinflatie''' is een zeer sterke [[inflatie]]. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen per dag stijgen.

== Definitie ==
Een veelgebruikte definitie van hyperinflatie is die van [[Phillip Cagan]] uit 1956. In zijn boek, “The Monetary Dynamics of Hyperinflation”, definieerde hij een periode met hyperinflatie als volgt: het beginpunt ligt in de maand waarin het maandelijkse inflatie boven de 50% uitkomt, en het eindpunt wanneer het maandelijkse inflatie onder 50% zakt en daar blijft gedurende ten minste 12 maanden.<ref name=HANKE>{{en}} {{pdf}} {{Aut|Steve H. Hanke en Nicholas Krus}} [https://object.cato.org/sites/cato.org/files/pubs/pdf/workingpaper-8_1.pdf World Hyperinflations] (2012)</ref> Deze definitie is vaak versimpeld tot de periode waarin de maandelijkse inflatie hoger is dan 50%.

De [[International Accounting Standards Board]] (IASB) heeft richtlijnen opgesteld voor boekhoudregels in een hyperinflatoire omgeving. Het stelt geen absolute regel vast wanneer hyperinflatie optreedt, maar noemt factoren die wijzen op het bestaan van hyperinflatie:<ref>{{en}} IASB [https://www.iasplus.com/en/standards/ias/ias29 IAS 29 — Financial Reporting in Hyperinflationary Economies], geraadpleegd op 27 april 2020</ref>
* De bevolking houdt haar ([[Spaargeld|spaar]])geld liever in goederen, niet-monetaire activa, of in een relatief stabiele [[vreemde valuta]]. Bankbiljetten in lokale valuta worden onmiddellijk uitgegeven om de [[koopkracht]] te behouden;
* De algemene bevolking geeft de voorkeur aan prijzen in een relatief stabiele vreemde valuta in plaats van de sterk fluctuerende prijzen in de lokale valuta.
* Ver- en aankopen op [[krediet]] vinden plaats tegen prijzen die het verwachte koopkrachtverlies tijdens de kredietperiode compenseren, zelfs als de periode kort is;
* Rentetarieven, lonen en prijzen zijn gekoppeld aan een [[prijsindex]]; en
* Het cumulatieve inflatiepercentage over een periode van drie jaar is 100% of hoger.


== Ontstaan ==
== Ontstaan ==
Regel 16: Regel 26:


== Episodes ==
== Episodes ==
Het [[Cato Institute]] kwam in 2012 tot een totaal van 56 historische episodes van hyperinflatie.<ref>Steve H. Hanke en Nicholas Krus, [https://object.cato.org/sites/cato.org/files/pubs/pdf/workingpaper-8_1.pdf World Hyperinflations] {{pdf}}, 2012</ref>
Het [[Cato Institute]] kwam in 2012 tot een totaal van 56 historische episodes van hyperinflatie.<ref name=HANKE/>


Enkele voorbeelden van hyperinflatie:
Enkele voorbeelden van hyperinflatie:

Versie van 27 apr 2020 12:04

Hyperinflatie in Argentinië
Biljet van 1 miljard Reichsmark uit 1923
Biljet van 1 miljard B-pengő uit 1946
Biljet van 100 biljoen Zimbabwaanse dollar uit 2009

Hyperinflatie is een zeer sterke inflatie. Waar een normale inflatie een prijsstijging van enkele procenten per jaar behelst, kent hyperinflatie zodanige prijsstijgingen dat de prijzen per dag stijgen.

Definitie

Een veelgebruikte definitie van hyperinflatie is die van Phillip Cagan uit 1956. In zijn boek, “The Monetary Dynamics of Hyperinflation”, definieerde hij een periode met hyperinflatie als volgt: het beginpunt ligt in de maand waarin het maandelijkse inflatie boven de 50% uitkomt, en het eindpunt wanneer het maandelijkse inflatie onder 50% zakt en daar blijft gedurende ten minste 12 maanden.[1] Deze definitie is vaak versimpeld tot de periode waarin de maandelijkse inflatie hoger is dan 50%.

De International Accounting Standards Board (IASB) heeft richtlijnen opgesteld voor boekhoudregels in een hyperinflatoire omgeving. Het stelt geen absolute regel vast wanneer hyperinflatie optreedt, maar noemt factoren die wijzen op het bestaan van hyperinflatie:[2]

  • De bevolking houdt haar (spaar)geld liever in goederen, niet-monetaire activa, of in een relatief stabiele vreemde valuta. Bankbiljetten in lokale valuta worden onmiddellijk uitgegeven om de koopkracht te behouden;
  • De algemene bevolking geeft de voorkeur aan prijzen in een relatief stabiele vreemde valuta in plaats van de sterk fluctuerende prijzen in de lokale valuta.
  • Ver- en aankopen op krediet vinden plaats tegen prijzen die het verwachte koopkrachtverlies tijdens de kredietperiode compenseren, zelfs als de periode kort is;
  • Rentetarieven, lonen en prijzen zijn gekoppeld aan een prijsindex; en
  • Het cumulatieve inflatiepercentage over een periode van drie jaar is 100% of hoger.

Ontstaan

Hyperinflatie kan ontstaan wanneer de centrale bank van een land grote hoeveelheden geld creëert die niet in verhouding staan tot de daadwerkelijke economische groei van het betreffende land. De centrale bank kan overgaan tot geldcreatie door geld te drukken, dit aan commerciële banken uit te lenen en dan de commerciële banken aan girale geldschepping te laten doen en zo meer geld in de economie te steken. Het is een centrale bank verboden om rechtstreeks geld uit te lenen aan de overheid. Als dit toch zou lukken, zou de overheid met het gedrukte geld haar begrotingstekort proberen op te lossen, maar zo creëert de overheid hyperinflatie. Andere mogelijke oorzaken van hyperinflatie zijn bijvoorbeeld speculatie en het wegvallen van vertrouwen in een munt.

Gevolgen

Hyperinflatie is zeer nadelig voor een economie. Met name loonwerkers, pensioengerechtigden, schuldeisers, ondernemers en banken hebben zeer veel last van hyperinflatie. Bestaande tegoeden en schuldvorderingen worden immers waardeloos en de lonen zijn niet in staat de prijzen bij te houden. Investeerders trekken massaal hun geld terug. Consumenten nemen hun geld van de banken op en beleggen in buitenlandse valuta of waardevaste goederen. Dit veroorzaakt de bekende "run op de bank", met als gevolg een golf van faillissementen in het bankwezen. Dit komt ook voor bij hoge inflatie, zoals in Argentinië waarbij men in 2002 dit trachtte te voorkomen door de saldi te bevriezen, wat tot woedende reacties en een politieke en sociale crisis leidde. Men verliest het vertrouwen in geld, en de zeer inefficiënte ruilhandel keert terug. Bij hyperinflatie wordt ook het rekenen met geld steeds lastiger: men moet in duizenden, miljoenen en miljarden rekenen.

De Duitse hyperinflatie van 1922-1923 is wel het bekendst. Deze inflatie was een gevolg van het feit dat de Fransen het Ruhrgebied bezetten om herstelbetalingen van de Duitsers af te dwingen. De Duitse overheid koos er om politieke redenen voor om de uit protest in staking gegane arbeiders door te betalen. Voor dat doel werden en masse papiermarken bijgedrukt. De politici hadden kunnen kiezen om geen salarissen door te betalen, hogere belastingen te heffen, meer te bezuinigen of staatsleningen uit te schrijven. Op het hoogtepunt werden de prijzen dagelijks tien keer zo hoog als de vorige dag. De burgers gebruikten bankbiljetten als brandstof voor de kachel, omdat ze meer warmte gaven dan de brandstof die men met dezelfde hoeveelheid bankbiljetten kon kopen.

In Venezuela wordt de inflatie geraamd op 1 miljoen procent in 2018.[3] Per eind juli 2018 kostte een busrit gemiddeld zo'n 40.000 bolívar en het grootste bankbiljet is 100.000 bolívar. Met een bankpas kan maximaal 10.000 bolívar per dag worden opgenomen en bij een bank is dat 30.000.[3] Voor grote aankopen zijn bankbiljetten zeer onpraktisch, maar via de mobiele telefoon kan geld worden overgemaakt en daar werd veel gebruik van gemaakt.[3]

Episodes

Het Cato Institute kwam in 2012 tot een totaal van 56 historische episodes van hyperinflatie.[1]

Enkele voorbeelden van hyperinflatie: