Inversie (meetkunde): verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k term aangepast in initiële zin
k fix link middelpunten
Regel 12: Regel 12:
* De inverse van de inverse van een Punt is het punt zelf.
* De inverse van de inverse van een Punt is het punt zelf.
* Inversie beeldt lijnen en cirkels af op cirkels of lijnen. Deze lijnen kunnen worden opgevat als cirkels met oneindige straal en middelpunt op de [[oneindig verre rechte]].
* Inversie beeldt lijnen en cirkels af op cirkels of lijnen. Deze lijnen kunnen worden opgevat als cirkels met oneindige straal en middelpunt op de [[oneindig verre rechte]].
* De [[middelpunten]] van een cirkel en zijn inverse zijn [[collineair]] met M.
* De [[middelpunt]]en van een cirkel en zijn inverse zijn [[collineair]] met M.
* Cirkels die C loodrecht snijden zijn invariant onder inversie.
* Cirkels die C loodrecht snijden zijn invariant onder inversie.
* Inversie behoudt [[hoek (meetkunde)|hoeken]].
* Inversie behoudt [[hoek (meetkunde)|hoeken]].

Versie van 30 jan 2007 18:16

Inversie is een afbeelding uit de meetkunde. Het is een soort spiegeling in een cirkel. Het beeld van een punt onder inversie heet zijn inverse.

Definitie

We nemen een cirkel C met middelpunt M en straal r. Gegeven een punt P, dan is de inverse van P in C het punt Q op de halfrechte MP zodat

  • r^2 heet de macht van inversie,
  • M is het centrum van inversie.

Eigenschappen

  • De inverse van de inverse van een Punt is het punt zelf.
  • Inversie beeldt lijnen en cirkels af op cirkels of lijnen. Deze lijnen kunnen worden opgevat als cirkels met oneindige straal en middelpunt op de oneindig verre rechte.
  • De middelpunten van een cirkel en zijn inverse zijn collineair met M.
  • Cirkels die C loodrecht snijden zijn invariant onder inversie.
  • Inversie behoudt hoeken.
  • Als A en B de snijpunten zijn van MP met C, dan liggen (A,B) en (P,Q) harmonisch.

Constructie

  • Ligt P in het inwendige van C, teken dan de lijn d door P loodrecht op MP. Snijdt d met C, noem een van de snijpunten R. Snijdt de raaklijn aan C in R met MP, het snijpunt is het gezochte punt Q.
  • Ligt P in het uitwendige van C, teken dan een raaklijn vanuit P aan C. Laat R het raakpunt zijn. Het punt waar Mp de loodlijn vanuit R op MP snijdt is Q.

Zie ook