Naar inhoud springen

Steenkoolmijn van Zolder

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door 157.164.187.131 (overleg) op 20 nov 2012 om 12:40. (+fr)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De Steenkoolmijn van Zolder, oorspronkelijk eigendom van de Generale Maatschappij van België, was de laatste productieve Belgische steenkoolmijn (tot 1992) en lag in het Kempens steenkoolbekken. Deze Kempense mijnzetel heeft vanaf 1930 steenkool geproduceerd, hoofdzakelijk vette steenkool die vooral geschikt was voor gebruik in de zware industrie en met name de Belgische staalproductie in Luik en de Borinage.

Geschiedenis

Voormalige badzaal van de steenkoolmijn Zolder, nu het "Centrum Duurzaam Bouwen"
Voormalige elektriciteitscentrale van de steenkoolmijn Zolder (1924)
De schachtbok te Zolder

André Dumont ontdekte in 1901 steenkool in de toen economisch sterk achtergebleven provincie Limburg.

Ophaalmachinegebouw met watertoren en schachtbok achteraan (toestand maart 2012)

De concessies Zolder en Helchteren die hier werd verleend op 25 oktober 1906 waren de grootste van dit steenkoolbekken met 70,06 km². De aandeelhouders waren rijke Belgische industriëlen die de uitbatingsmaatschappij Société anonyme Charbonnages d'Helchteren et Zolder oprichtten.

De directie had al in 1913 plannen om een tuinwijk met meer dan duizend woningen te bouwen. Dat plan kon men niet realiseren omwille van de sterk gestegen grondprijzen einde jaren 1920. Men beperkte zich tot de bouw van twee zeer compacte wijken, de cité Mommenplas en de cité Onder de Poort of Op 't Eind. Protest van de Turkse bewoners tegen voorgenomen sloop in de jaren 1980 verplichtte de maatschappij de woningen grondig te renoveren.

Van in het begin werkten er naast vele Belgen ook migranten afkomstig uit Centraal- en Zuid-Europa, na de Mijnramp van Marcinelle in 1956 kwamen er Turken en Marokkanen.

Dat de voorbereidende werken 23 jaar duurden vooraleer de exploitatie kon beginnen had te maken met veel tegenslagen. In juni 1925 vernielde een brand de houten afdiepingstorens en de in aanbouw zijnde stalen schachtbokken. Men geraakte er niet uit welke bevriezingsmethode men zou kiezen. Om het nog erger te maken zag men de Duitsers tijdens de Eerste Wereldoorlog verdwijnen met 1600 ton gietijzeren bekuipingselementen en stortte een deel van schacht I in in 1921. In 1922 brak de vrieswand in schacht II. Daarna volgde nog een overstroming van schacht I in 1925 en stond schacht II voor de tweede keer onder water in 1927 door een breuk in de wand.

In 1964 fuseerde de steenkoolmijn van Houthalen met Zolder na tussenkomst van de Société Générale, eigenaar van beide vestigingen. Het begin van het einde voor de steenkoolproductie in België viel in de jaren vijftig van de vorige eeuw door de steeds moordender concurrentie van goedkopere steenkool van overzee en van aardolie en kernenergie. De eerste Limburgse mijn die sloot was de steenkoolmijn van Zwartberg in 1966, Zolder ging als laatste dicht op 30 september 1992.

Een nieuwe toekomst voor de oude mijngebouwen

Op het oude mijnterrein zijn nu nieuwe bedrijven gekomen, dit noemt men reconversie of omschakeling. In de voormalige badzaal is het Centrum Duurzaam Bouwen (CeDuBo) gevestigd, waar iedereen met bouwplannen terecht kan voor advies. Iedere 2de en 4de woensdag is er de multiculturele markt op het nieuw aangelegde plein, in de volksmond ook wel de Turkenmarkt genoemd.
Medio 2012 zal men starten met de restauratie van twee ophaalmachinegebouwen en de centrale compressorenzaal. Daarbij zal het CVO van Zolder achter het bestaande complex een nieuwbouw krijgen. In een tweede fase wordt een derde ophaalmachinegebouw met een annex gerenoveerd. De tweede fase wordt overgelaten aan het privé-initiatief.
De totale kosten van de eerste fase raamt men op € 16 980 650,-. Het nieuwe geheel kreeg als naam De Verdieping mee (zie site externe link).

Technische gegevens van de mijn

Algemeen

De steenkolenmijn van Zolder had drie productieverdiepingen: op 720, 800 en op 900 meter. Deze laatste verdieping werd bereikt via hellende galerijen. Er waren twee schachten: schacht I was de lucht- en materiaalschacht: hij had een diameter van 5.10 meter en was 825 meter diep. Schacht II was de productieschacht , hij was 850 meter diep, had een diameter van 6 meter, en bevatte vier liftkooien. In 1957 werden hier skips (grote metalen bakken in plaats van liftkooien met verdiepingen) geïnstalleerd, zodat de wagentjes met steenkool niet telkens naar boven moesten om te worden uitgekipt en daarna terug naar beneden. Voortaan kon er 1200 ton per uur worden bovengehaald, dit was bijna een verdubbeling.

De elektriciteitscentrale

De elektriciteitscentrale in eclectische stijl van architect Dewandre werd in 1925 gebouwd. Dit gebouw aan de straatkant van het mijnterrein was het hart van de mijnsite. Hier stookte men vijftien stoomketels met de hand. Samen met de turbines, de koeltoren en het onderstation leverde ze de nodige energie om alles draaiende te houden.

In 1997 werd er een nieuwe bestemming gevonden toen het Europees Centrum voor Renovatietechnieken (ECR) hier zijn opleidingscentrum en kantoorruimten onderbracht. De grondige restauratie van het gebouw voegde aan de buitenkant enkel de glazen inkomhal toe. De controlekamer die in 1955 werd geïnstalleerd bleef bewaard, samen met de elektriciteitskasten op de loopbrug, de rolbruggen en metalen trappen, de twee schouwen en de vier ventilatietorens.

De mijnterril

De mijnterril, ten noorden van de mijn is ongeveer 155 m hoog en verheft zich 80 m boven de omgeving. In zijn bodem komt veel leisteen voor, materiaal dat rijk is aan mineralen. Die leveren een voedingsbodem voor specifieke plantengroei.

De terril maakt deel uit van het natuurreservaat Vallei van de Helderbeek dat op zijn beurt deel is van de Vallei van de Zwarte Beek. Hij is gelegen op de westrand van het Kempens Plateau. De begrazing door schapen zorgt er voor dat de heide stand houdt. De terril is ook belangrijk voor vogels zoals de nachtzwaluw en de boomleeuwerik die hier broeden.

Transport

De steenkool die werd opgegraven werd vooral naar Luik of naar Antwerpen vervoerd via het Albertkanaal. Daarvoor legde de mijn een spoorverbinding naar de kolenkaai langs het Albertkanaal. Vandaag de dag is er geen spoorweg meer maar ligt er een fietspad.

Tewerkstelling en productie

In 1964 bereikte men de maximale tewerkstelling (9379 mijnwerkers, een record door de fusie met Houthalen). In 1955 haalde men 1,6 miljoen ton steenkool boven, een record voor deze mijn; na de fusie was 1967 het topjaar met 2.377.000 ton. De totale productie bedroeg 87.911.000 ton waarvan 13 miljoen ton uit de concessie Houthalen.

Externe links