Straatchampignon
Straatchampignon | |||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
![]() | |||||||||||||||
Taxonomische indeling | |||||||||||||||
| |||||||||||||||
Soort | |||||||||||||||
Agaricus bitorquis (Quél.) Sacc. (1887) | |||||||||||||||
Afbeeldingen op ![]() | |||||||||||||||
Straatchampignon op ![]() | |||||||||||||||
|
De straatchampignon (Agaricus bitorquis) is een schimmel uit de familie Agaricaceae. Hij heeft een stevige steel die is voorzien van een vliezige, dubbele ring. De soort is zeer nauw verwant met de gekweekte champignon (Agaricus bisporus) en de gewone weidechampignon (Agaricus campester). Hij is hiervan eenvoudig te onderscheiden door de dubbele ring. Hij groeit op de grond, voornamelijk in steden. Hij is te vinden in tuinen, langs bermen, in stadsparken en vlierbessenstruiken, soms in trottoirspleten en zelfs in oud, beschadigd pleisterwerk.
Kenmerken[bewerken | brontekst bewerken]
- Hoed
De hoed heeft een diameter van 4 tot 12 cm en bij jonge exemplaren is deze bolvormig, maar later wordt deze vlak gewelfd. De huid is glad en droog en vaak niet vrij van zand. De kleur is vuilwit met soms wat gelige of bruine vlekken.
- Lamellen
De plaatjes staan dicht bijeen en vrij van de steel. Hun kleur is eerst rozerood en later donkerbruin. De snede ervan is wat bleker en door een loep gezien hakkelig.
- Steel
De steel van de nogal plompe straatchampignon is korter dan de diameter van de hoed en heeft een dikte van 6 tot 12 mm. De basis is soms wat gezwollen. De steel is wittig, droog en glad of fijn vezelig. Er is een dubbele ring waarvan de bovenrand meer van de steel afstaat dan de onderrand.
- Vlees
Het vlees is hard en zeer compact, wit en verkleurt niet bij beschadiging of wordt licht roze.
- Sporen
De sporeekleur is donker bruin. De elliptische sporen zijn 5 tot 6,5 micron lang en 4 tot 5 micron breed, cheilocystidia zijn aanwezig maar onopvallend.
- Geur en smaak
Hij heeft een aangename amandelgeur en een nootachtige smaak.
Voorkomen[bewerken | brontekst bewerken]
De soort is een bewoner van voedselrijke bodems. Hij komt voor in wegbermen, plantsoenen, tuinen en straten. Het vruchtlichaam is in staat stoeptegels en asfalt opzij te drukken.[1] De soort is in Nederland en België vrij algemeen en kan daar worden waargenomen in de maanden mei t/m oktober.
Eetbaarheid[bewerken | brontekst bewerken]
De paddenstoel is eetbaar, maar wordt minder vaak gegeten dan de gekweekte champignon. Dit komt doordat de vindplaats vaak verontreinigd is met uitlaatgassen of urine van honden.
Afbeeldingen[bewerken | brontekst bewerken]
Bronnen, noten en/of referenties
|