Naar inhoud springen

Trichia (slijmzwam)

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Trichia
Peervormig draadwatje (Trichia decipiens)
Taxonomische indeling
Rijk:Protozoa
Stam:Amoebozoa
Infrastam:Mycetozoa (Slijmzwammen)
Klasse:Myxogastrea (Plasmodiale slijmzwammen)
Orde:Trichiida
Familie:Trichiidae
Geslacht
Trichia
Haller, 1768
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Portaal  Portaalicoon   Biologie

Trichia of Draadwatje is een geslacht van slijmzwammen uit de familie Trichiidae. Het geslacht omvat veertien soorten.[1] Met name de groep soorten met ongesteelde en min of meer gele vruchtlichamen (Trichia persimilis, Trichia scabra, Trichia varia, Trichia lutescens, Trichia favoginea) kan alleen betrouwbaar worden bepaald op basis van hun microscopische kenmerken, aangezien de vruchtlichamen van olijfgroen via geel tot goudbruin elke kleurtint kunnen aannemen.

De wetenschappelijke naam van het geslacht werd in 1768 gepubliceerd door Albrecht von Haller, toen hij Trichia gregaria sessilis piriformis flava als een typesoort noemde. Deze naam, die volgens de nomenclatuurregels niet geldig is, wordt nu opgevat als Trichia ovata Persoon, wat op zijn beurt nu synoniem is met Trichia varia.

De gesteelde tot ongesteelde vruchtlichamen zijn sporangiaal tot bijna plasmodiocarp. Het enkel- of dubbellaagse peridium is ofwel vliezig ofwel kraakbeenachtig. De hoofdhuid is flexibel en bestaat uit individuele, niet-gegroeide draden (elateren) die niet of slechts zwak vertakt zijn en uit twee tot vijf, zelden meer, spiraalvormig gedraaide longitudinale ligamenten lijken te bestaan. Ze zijn glad tot stekelig aan het oppervlak en af en toe gemarkeerd met verticale strepen. De sporen zijn oker tot geelbruin, steenrood of - als sporenmassa - olijfkleurig. Met doorvallend licht worden deze kleuren bleker.

Trichia komt wereldwijd voor, de soort koloniseert voornamelijk dood hout. Trichia varia en Trichia favoginea zijn waarschijnlijk de meest voorkomende soorten.

De volgende soorten hebben een Nederlandse naam:

Soortnaam NL-naam Voorkomen (NL) Elateren Sporen
Trichia affinis Bolvormig draadwatje vrij zeldzaam glad of met stekels en voorzien van een korte punt grof (gebroken) netwerk.
Trichia botrytis Zwart draadwatje vrij algemeen lopen geleidelijk taps toe tot lange slanke punten die glad zijn aan de uiteinden onbekend
Trichia contorta Dikwandig draadwatje vrij algemeen drie of meer spiralen welke aan alle kanten ongeveer even ver uitsteken met wratjes of stekeltjes
Trichia decipiens Peervormig draadwatje vrij algemeen glad en vaak gedraaid met zeer lange punten zoom + bedekt met een onderbroken netwerkje
Trichia erecta Langstelig draadwatje zeer zeldzaam korte taps toelopende uiteinden minutieus verwrongen
Trichia favoginea Cilindervormig draadwatje vrij zeldzaam glad of met kleine stekeltjes bezet en eindigen met korte punt kleine mazen en een brede zoom en zijn geornamenteerd met een grof netwerk
Trichia flavicoma Veelvlekkig draadwatje zeer zeldzaam geen stekels fijnstekelig
Trichia mirabilis Dundradig draadwatje uiterst zeldzaam eindigt in een korte punt halfrond, dicht bezet met stekels, met een hyaliene sporenwand
Trichia munda Minidraadwatje zeer zeldzaam taps toelopend naar de uiteinden sporenornamentatie is wrattig.
Trichia persimilis Goudgeel draadwatje vrij algemeen hier en daar een stekel en hebben een korte (5–15 µm) punt met een onderbroken netwerk, dat vaak slechts fragmentarisch is en uit kleinere mazen bestaat
Trichia scabra Gezellig draadwatje vrij algemeen onelastisch, fijne stekels, talrijke vrije uiteinden waarop de vezels kort (3-13 µm) spits zijn geornamenteerd met een vaak onderbroken netwerk
Trichia sordida Montaan draadwatje uiterst zeldzaam puntige vrije uiteinden dicht bezet met stekeltjes
Trichia subfusca Donker draadwatje uiterst zeldzaam soms met een stekel en een kegelvormige punt wijdmazig net met hoge wanden en zijn bedekt met wratjes.
Trichia varia Fopdraadwatje vrij algemeen spiralen die veelvuldig aan een zijde uitsteken fijnstekelig
Trichia verrucosa Veelkoppig draadwatje zeldzaam korte, conische uiteind met banden die een halfrond splitsen in zeven gebieden

Volgens Index Fungorum telt het geslacht 37 soorten (peildatum augustus 2023):

Soortnaam Auteur(s) Publicatiejaar
Trichia affinis de Bary 1875
Trichia alpina (R.E. Fr.) Meyl. 1921
Trichia antarctica Aramb. & Spinedi 1989
Trichia botrytis (Pers. ex J.F. Gmel.) Pers. 1794
Trichia brevicapillata Sizova, Titova & Darakov 1983
Trichia brunnea J.J. Cox 1981
Trichia chrysosperma (Bull.) DC. 1805
Trichia conglobata M.L. Farr 1974
Trichia contorta G.H. Otth 1869
Trichia crateriformis G.W. Martin 1963
Trichia crenulata (Meyl.) Meyl. 1929
Trichia decipiens (Pers.) T. Macbr. 1899
Trichia elaterensis (Mulleavy) Lado 1997
Trichia erecta Rex 1890
Trichia favoginea (Batsch) Pers. 1794
Trichia fernbankensis Frederick, R. Simons & I.L. Roth 1984
Trichia fimicola (Marchal) Ing 1967
Trichia flavicoma (Lister) Ing 1967
Trichia heteroelaterum H.Z. Li & Yu Li 1989
Trichia huizhongii Chao H. Chung & S.S. Tzean 2000
Trichia lutescens (Lister) Lister 1897
Trichia macbridei M. Peck 1932
Trichia macrospora B. Zhang & Yu Li 2016
Trichia meylanii Ing 2020
Trichia microspora Yu Li & Q. Wang 1989
Trichia mirabilis Nann.-Bremek. 1966
Trichia munda (Lister) Meyl. 1929
Trichia nivicola Kuhnt 2019
Trichia ovata Pers. 1796
Trichia persimilis P. Karst. 1868
Trichia scabra Rostaf. 1875
Trichia sordida Johannesen 1984
Trichia subfusca Rex 1890
Trichia subretispora T.N. Lakh. & Mukerji 1980
Trichia synspora Kowalski & McNichols 1974
Trichia varia (Pers. ex J.F. Gmel.) Pers. 1794
Trichia verrucosa Berk. 1859